e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
guitig voor de gek houden: vör də gèk hààldə (Gennep) vrolijk plagend of op overmoedige wijze grappig [farsig, guitig] [N 85 (1981)] III-1-4
gulden gulden: gŭlde (Gennep) gulden [SGV (1914)] III-3-1
gulp van een broek gulp: gölp (Gennep) gulp, voorsplit van broek III-1-3
gulzig schrokachtig: schrokachtig (Gennep) gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)] III-2-3
gunnen gunnen: gŭnne (Gennep) gunnen [SGV (1914)] III-1-4
guur, kil en schraal weer het snijdt door merg en ziel: ⁄t sneejt dör mèèrg en ziel (Gennep), kil (weer): kil (Gennep, ... ), ozelig (weer): Brrr, t is zoe.r én oozelig wèèr vandaag. Ik vuul mien mar oozelig.  oozelig (Gennep) guur, kil || kil [SGV (1914)] || snijdend, droog en onaangenaam koud, gezegd van het weer [guur, onguur, stuurs] [N 81 (1980)] III-4-4
haag heg: hęx (Gennep) Omheining van levend hout ter afpaling van een erf of een stuk land. Men kent verschillende soorten hagen onder andere beukenhaag, elzenhaag, ligusterhaag, meidoornhaag, taxushaag en vlierhaag. [N 14, 62; RND 20; Wi 9; S 13, add.; Vld.; A 25, 4a; L 1a-m; L B2, 279; JG 1b, add.; L 32, 45; monogr.] I-8
haagappel haagappel: haagappel (Gennep, ... ), de vruchten noemt men haagappels  haagappels (Gennep, ... ) haagappel [SGV (1914)] || meidoorn [DC 13 (1945)], [Goossens 1b (1960)] || vrucht van de meidoorn [DC 13 (1945)] III-4-3
haagwinde slinger: kindernaam  slungers (Gennep), slingers: sløŋǝrs (Gennep  [(in kindertaal)]  ) Calystegia sepium (L.) R.Br. Zeer algemeen voorkomend onkruid vooral op bouwlanden en vochtige gronden, klimmend in heggen en dergelijke met een tot 3 meter lange, windende, vrijwel kale stengel en hart- tot pijlvormige bladeren. De grote klokvormige bloemen zijn wit (soms roze) van kleur. De plant bloeit van juni tot september en is meer bekend onder de naam pispotjes (Convolvulus sepium L.). Bij de naamgeving wordt vaak geen onderscheid gemaakt of vindt verwisseling plaats met de kleinere, kruipende akkerwinde (zie lemma Akkerwinde). De volgorde van de varianten van het type winde is: 1. de tweelettergrepige woorden; 2. in de eenlettergrepige naar klinker: /e - ē - ę - i/. Zie Pauwels 1933 en Brok 1991. [JG 1c, 2c; A 17, 6a; L 1, a-m; L 1u, 80; L 15, 5; S 11; monogr.; add. uit JG 1b] || haagwinde [SGV (1914)] I-5, III-4-3
haalmes krommes: krommɛs (Gennep) Lang mes met een gebogen blad en twee houten handvatten. De kuiper gebruikt het haalmes om de binnenzijde van de duig in de lengterichting licht uit te hollen. Zie ook afb. 210. [N E, 16; A 32, 7; monogr.] II-12