21886 |
bank van lening |
lommerd:
Van Dale: lommerd, bank van lening, pandjeshuis.
lómmerd (L164p Gennep)
|
de instelling van gemeente of particulieren waar men geld krijgt op onderpand van onroerende goederen [bank van lening, lommerd, pandjeshuis] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24299 |
barbeel |
berm:
bé.rm (L164p Gennep),
WLD
bèrm (L164p Gennep)
|
barbeel (witvis) || Hoe noemt u de barbeel: een zoetwatervis. De buikvinnen staan ver achter de borstvinnen, ter hoogte van de rugvin. Het lichaam is lang en slank en de staartvin is diep ingesneden. De bek heeft geen tanden, wel dikke lippen, waarvan de bovenste lange baard [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20181 |
barensweeën |
pozen:
cf. WNT s.v. "poos (I) - pooze"III, 1. 6) in het meervoud in Vl. België voor barensweeën
poozə (L164p Gennep)
|
Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
24120 |
barmsijs |
sijsje:
sijsje (L164p Gennep)
|
sijs: barmsijs (12,5 bruin, met steeds rood voorhoofd en zwart sikje; alleen in sommige jaren op trek; gewoonten als sijs [006]; ook in mast- en berkenbos; twee soorten [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18173 |
barrevoets |
barrevoets:
bĕrrevoets (L164p Gennep),
Opg. bér(re)voets.
bérrevoets (L164p Gennep),
barvoets:
Opg. bér(re)voets.
bérvoets (L164p Gennep),
op blote voeten:
op blo.ətə vy.t (L164p Gennep)
|
barrevoets [SGV (1914)] || blootsvoets || blootvoets [RND]
III-1-3
|
21781 |
bascule |
bascule:
vör te wège
baskuul (L164p Gennep)
|
Weeginstrument met vaste vloer (bascule). [N 18 (1962)]
III-3-1
|
23344 |
basiliek |
basiliek (<lat.):
bazzeliek (L164p Gennep)
|
Een basiliek. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19313 |
bazige vrouw |
manwijf:
mànwīēf (L164p Gennep)
|
een vrouw die over iedereen de baas wil spelen en die overal aanmerkingen op heeft [kanjer, karonje, kastine, element] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19730 |
bed |
bed:
be̝ͅt (L164p Gennep)
|
bed [RND]
III-2-1
|