e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lepbig lepperd: lɛpǝrt (Gennep) Een big die met koemelk wordt grootgebracht. [N 19, 15; N 19, 16; monogr.] I-12
lepe, doortrapte kerel rotzak: rotzak (Gennep), smeerlap: smérlap (Gennep) een doortrapte kerel [fijnaard, fijne, leperd] [N 85 (1981)] III-1-4
lepel lepel: lēͅpəl (Gennep), lèèpel (Gennep), leper: lèper (Gennep) lepel [DC 35 (1963)] || Lepel (juiste dialectuitspraak) [ZND 37 (1941)] III-2-1
lepelavegaar snijboor: snējbōr (Gennep) De van een T-vormig handvat voorziene boor met een holrond, taps uitlopend boorijzer die dient om het met behulp van de handboor voorgeboorde bomgat en tapgat groter te maken. Zie ook afb. 227. [N E, 48c] II-12
leraar meester: mééstər (Gennep) een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)] III-3-1
leren beenkap gamasche: b.v. Bïj een soldaotepak.  kamas (Gennep), kemas (Gennep), kemasker: (ev.)  kemasker (Gennep), kemaster: (ev.)  kemaster (Gennep) slobkous, beenkap, beenwindsel III-1-3
leren, studeren studeren: studiere (Gennep) studeeren [SGV (1914)] III-3-1
leugen leugen: lēūgə (Gennep) een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)] III-3-1
leunstoel leuningstoel: lø&#x0304neŋstul (Gennep), proost: proost (Gennep), prōͅst (Gennep), oud  prost (Gennep), zorg: zø͂ͅrx (Gennep), zøͅrx (Gennep) Een leunstoel met een hoge brede rug, waaraan soms zijstukken zijn aangebracht (zorg, zorgstoel, zetel) [N 79 (1979)] || leuningstoel [SGV (1914)] || leunstoel III-2-1
levend vlees onder de huid leven, het -: ⁄t lèève (Gennep) levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)] III-1-1