e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
modder, slijk modder: módder (Gennep) modder, mengsel van aarde, vuil, allerlei organische stoffen met water [plamei, debber, pladedder, moor, dedder, plamoes, moes, kwet, drabbik, dwal] [N 81 (1980)] III-4-4
modderkruiper meerkat: mèrkat (Gennep) modderkruiper III-4-2
modern neumodisch (du.): B.v. Nïjmoodiese kleer.  nïjmodies (Gennep) modern III-1-3
moe moe: mŭŭj (Gennep), my.j (Gennep) moe [RND], [SGV (1914)] III-1-2
moed courage (fr.): Hèt ¯s de keraos as ge dörft  keraos (Gennep), zie keraos  keraozie (Gennep), durf: dörf (Gennep) moed || onverschrokkenheid in moeilijkheden en gevaren [moed, courage] [N 85 (1981)] III-1-4
moedeloos (zijn) moede zijn: niet juist  ik bin mŭŭj (Gennep) moedeloos [SGV (1914)] III-1-4
moeder moeder: moe.der (Gennep), moeder (Gennep, ... ), mojjer (Gennep), moêder (Gennep, ... ), zien moeder is aalt  moeder (Gennep), moeke: moeke (Gennep), moet: moet (Gennep, ... ), cf. WNT s.v. "moet (I)"zie moei  hij hèt gèn mōēt mèr (Gennep) (moeder;) Hoe wordt de moeder door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || moeder [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] || moeder, moedertje || moeder: zn moeder is oud [DC 35 (1963)] || moeder; (Hoe wordt de moeder door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)] || moeder; ik ga met mijn moeder naar de markt; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
moeder van smarten pita (<it.): pi-eta (Gennep) Een beeld van Maria die het dode lichaam van Jezus op de schoot draagt, piëta [moeder van smarten?]. [N 96A (1989)] III-3-3
moedig (zijn) niet bang: nie bàng (Gennep) moed hebbend, onbevreesd [durvig, moedig] [N 85 (1981)] III-1-4
moeilijk te klieven hout taai hout: tɛj hǭlt (Gennep) Hout dat moeilijk te klieven is. Dit kan onder meer worden veroorzaakt door het feit dat het hout gedraaid is of doordat er veel noesten in het hout zitten. [N E, 4] II-12