19229 |
persoon met een lastig karakter |
hengst:
Wat ennen hingst is dèn buurman van óllie
hingst (L164p Gennep)
|
ongemakkelijk persoon
III-1-4
|
33566 |
perzik |
merketon:
mérketón (L164p Gennep),
pierk:
pier(i)k (L164p Gennep),
pierk (L164p Gennep)
|
perzik [SGV (1914)]
I-7
|
24856 |
perzikkruid |
abelskruid:
aabelskruud (L164p Gennep)
|
perzikkruid
III-4-3
|
22556 |
pesten (kaartspel) |
pesten:
peͅstə (L164p Gennep)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19139 |
pesterij |
gejudas:
gejūūdàs (L164p Gennep)
|
het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18281 |
pet: algemeen |
kiep:
[Van Dale: kiep2, 2. strooien vrouwenhoed van eigenaardige vorm met opgeslagen en met katoen omboorde randen]
kép (L164p Gennep),
kips:
WNT: kips (I), (vrouwen)hoed of (mans- of jongens)pet.
kieps (L164p Gennep),
képs (L164p Gennep),
pet:
pĕt (L164p Gennep),
pét (L164p Gennep),
pɛt (L164p Gennep),
rond met ovale klep en knoop in t midden
pet (L164p Gennep)
|
Hoe noemt men de pet, die bij het werk gedragen wordt? Welken vorm heeft deze? Indien geen pet, maar een muts door de mannen wordt gedragen, hoe noemt men deze dan? Welken vorm heeft ze? [DC 09 (1940)] || pet [SGV (1914)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
20410 |
petekind |
petekind:
pèètekie.nd (L164p Gennep)
|
petekind
III-2-2
|
22527 |
petoeten, zwikken (kaartspel) |
zwikken:
zwekə (L164p Gennep)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24927 |
petroleum |
petroleum:
petroleum (L164p Gennep),
stinkolie:
zo werd het vroeger ook genoemd.
steenkòllĭĕ (L164p Gennep)
|
petroleum, minerale licht ontvlambare stof die vooral tot verlichting in lampen en als brandstof wordt gebruikt [petrol, peter-, stink-, bron-, brom-, gasolie] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20822 |
peuk |
stommel:
støməl (L164p Gennep)
|
stompje, peuk
III-2-3
|