e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ranken van de wingerd ranken: ra.nk (sg) (Gennep), rĕng (Gennep) [SGV (1914)]wingerdrank I-7
ransuil uil: uul (Gennep) uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)] III-4-1
ranzig garst: gast (Gennep), garstig: gárstig (Gennep), rans: rans (Gennep) ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)] III-2-3
rapen oprapen: ǫprāpǝ (Gennep) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rasp rasp: raasp (Gennep), rijf: rief (Gennep) rasp [SGV (1914)] III-2-1
raspen raspen: raaspe (Gennep), raspen (Gennep), bv nootmuskaat  rààspə (Gennep), rijven: rieve (Gennep), rīvə (Gennep, ... ), v.n. aardappelen è in combinatie met - kunnen we niet maken  rīēve (Gennep) raspen || raspen (w.w.) [SGV (1914)] || raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)] III-2-1, III-2-3
rat rat: rat (Gennep) rat [SGV (1914)] III-4-2
rauw rauw: rauw (Gennep), ròw (Gennep) rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)] III-2-3
ravotten beren: Die blaage bèère as jónge hu.nd.  bèère (Gennep), hopzakken: hopzakke (Gennep), huuhotten: huujhotte (Gennep), ravotten: ravoͅtə (Gennep), reppelen: Blaage mótte kunne reupele.  reupele (Gennep), stoeien: stoeje (Gennep), tuuhotten: Ku.nde gillie nie buute gôn tjuuhotte?  t(j)uuhotte (Gennep) Ravotten, klauteren. || Ravotten. || Ravotten; draaien, keren (met het paard). || Ravotten; ijsberen; stinken; hard werken. || stoeien [SGV (1914)] || Stoeien, wild omspringen met een kind/dier dat men verwennen wil. || Voor de grap met elkaar worstelen, ravotten, gezegd van kinderen [riepen, riepzakken, raggen, balkuinen, stoeien]. [N 88 (1982)] III-3-2
razen en tieren razen en tieren: Hïj deej niks as raoze én tie.re  raoze én tie.re (Gennep), tekeergaan: tə keer gaon (Gennep) luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)] || razen en tieren III-1-4