34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
kuus, sok, sok, sok:
kys, sok, sok, sok (L164p Gennep)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|
34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
kuik, kuik, kuik:
kyk, kyk, kyk (L164p Gennep),
tuut, tiepe:
tyt, tipǝ (L164p Gennep)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|
34377 |
roep- en lokwoord voor het varken |
kuus, kuus, kuus:
kus, kus, kus (L164p Gennep)
|
In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r]
I-12
|
21362 |
roepen |
roepen:
rōēpə (L164p Gennep),
lang uitgesproken
rōēpe (L164p Gennep),
skrijsen:
skriesen (L164p Gennep)
|
op een luide manier iets mededelen, roepen [skriesen] [N 87 (1981)] || roepen [SGV (1914)]
III-3-1
|
33841 |
roepen van de hengst naar de aankomende merrie |
runniken:
runekǝ (L164p Gennep)
|
Bij het naderen van de hengst joechelt (juicht) de merrie naar de hengst, die deze roep op zijn beurt beantwoordt met onder meer te rauwen, hummelen, joechelen e.d. In dit lemma zijn ook de enkele antwoorden uit vraag N 8A, 1c (zachtjes hinniken van de merrie tegen het veulen) ondergebracht, omdat zij enkel in dit kader passen; de gestelde vraag leverde geen enkele specifieke term op. [N 8, 47; N 8A, 1b en 1c]
I-9
|
34531 |
roepwoord om de klokhen te lokken |
kloek, kloek, kloek:
kluk, kluk, kluk (L164p Gennep)
|
[N 19, 44c; A 6, 2c]
I-12
|
34460 |
roepwoord voor de geit |
sik, sik, sik:
sek, sek, sek (L164p Gennep)
|
[N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.]
I-12
|
34461 |
roepwoord voor de jonge geit |
sik, sik, sik:
sek, sek, sek (L164p Gennep)
|
[N 19, 74f; VC 14, 2m -r-]
I-12
|
24236 |
roerdomp |
domper:
dómper (L164p Gennep)
|
roerdomp
III-4-1
|
20819 |
roeren |
roeren:
ry(3)̄rə (L164p Gennep)
|
roeren
III-2-3
|