e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrijven schrijven: schrieve (Gennep) Noem het (dialect)woord voor: het "met een stift, pen, potlood, krijt enz. aanbrengen van letters of cijfers op papier of een ander vlak voorwerp"? [schrijven] [N 102 (1998)] III-3-1
schrijvertje koffieboontje: koffie-böntje (Gennep) watertorretje III-4-2
schrikkeljaar schrikkeljaar: schrikkeloar (Gennep) schrikkeljaar [SGV (1914)] III-3-2
schrikken schrikken: schrikkə (Gennep) door een plotseling angstgevoel bevangen worden en daardoor een onwillekeurige beweging maken [schrikken, verschieteen, ijzen] [N 85 (1981)] III-1-4
schrobben schrobben: schrobbe (Gennep), sxrobə (Gennep) schrobben [DC 15 (1947)] III-2-1
schrobbezem schrobber: sxrobər (Gennep), sxrøͅbər (Gennep) schrobbezem, boender III-2-1
schrobzaag, sleutelgatzaag fok(s)zwans: fuks˲zwāns (Gennep) Handzaag met een smal, spits toelopend blad, die wordt gebruikt om midden in hout en langs gebogen lijnen te zagen. Soms wordt er voor het zagen van sleutelgaten een andere zaag van een vergelijkbaar type gebruikt, kleiner en met een ander handvat. Die wordt ook wel met de term ɛsleutelgatzaagɛ aangeduid. Zie ook afb. 13.' [N 53, 4-5; N G, 23c; monogr.; N 33, 330] II-12
schroeien schroeien: schroeien (Gennep), sxrø͂ͅi̯ə (Gennep) Aan de oppervlakte verbranden (blesteren, verbranden, schroeien, zengen, schroken, schoepen) [N 79 (1979)] || schroeien [SGV (1914)] III-2-1
schrokken buffelen: buffelen (Gennep), groezen: grūzə (Gennep), schrokken: schrŏkke (Gennep), schròkkə (Gennep, ... ) gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)] || schrokken [SGV (1914)] || schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)] || snel opeten, opschrokken III-2-3
schub schub: WLD  schubbə (Gennep) Hoe noemt u elk van de dunne plaatjes waarmee de huid van een vis geheel of gedeeltelijk is bedekt (schub, schubbe, schelp, schulp) [N 83 (1981)] III-4-2