20791 |
sinaasappel |
appelesien:
apələsin (L164p Gennep),
appelsien:
apəlsin (L164p Gennep)
|
sinaasappel
III-2-3
|
33981 |
singel |
buiksriem:
būksrīm (L164p Gennep),
singel:
seŋǝl (L164p Gennep)
|
Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.]
I-10
|
33993 |
singel voor de paardedeken |
singel:
seŋǝl (L164p Gennep)
|
Riem rond de buik van het paard die dient om de paardedeken op zijn plaats te houden. [N 13, 92]
I-10
|
22530 |
sint-jansbloem |
sint-janstak:
sent jānstak (L164p Gennep)
|
De bundel bloemen en takken die als amulet in het bovenlicht van de deur wordt gehangen op St. Jan (24 juni) en die daar blijft hangen tot hij vergaan is [St. Jansros]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23429 |
sint-jozefaltaar |
sint-jozefsaltaar:
st jozefsaltaar (L164p Gennep)
|
Het (zij)altaar dat is toegewijd aan de H. Jozef en waarop of waarboven zijn beeltenis zich bevindt [St.Jozef-altaar]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23400 |
sint-jozefbeeld |
heilige jozef:
dn h. jozef (L164p Gennep)
|
Een beeld van de H. Jozef. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19420 |
sintel |
slak:
slak (L164p Gennep)
|
Geheel of halfuitgebrand samengesmolten stuk steenkool (sintel, singel, slak) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22703 |
sinterklaas |
sinterklaas:
sinte(r)klaos (L164p Gennep)
|
Sinterklaas; snoeshaan.
III-3-2
|
19065 |
sip (kijken) |
aardig kijken:
oarig kieke (L164p Gennep)
|
sip kijken [SGV (1914)]
III-1-4
|
25047 |
sissen |
sissen:
sissen (L164p Gennep)
|
een scherp geluid voortbrengen door lucht of damp met kracht uit een nauwe opening te doen stromen [sissen, tissen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|