e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spar spar: WLD  spar (Gennep) De spar (i.h.b. de fijnspar, zilverspar) (spar, mast). [N 82 (1981)] III-4-3
sparen sparen: spaorə (Gennep) bewaren, niets opmaken, om zijn bezit te vergroten [sparen, muiken] [N 89 (1982)] III-3-1
spartelen spartelen: spārtele (Gennep) spartelen [SGV (1914)] III-1-2
spatader spatader: spātoajer (Gennep) spatader [SGV (1914)] III-1-2
spatten spiertsen: spĭĕrtsə (Gennep), spuiten: spuite (Gennep) in of als kleine deeltjes op- of wegspringen, gezegd van vloeibare zaken [spatten, spiertsen, spinten, spetten, drasjken] [N 91 (1982)] || spatten [SGV (1914)] III-4-4
speculaas klaasje: klø͂ͅskə (Gennep), klaasmop: klōͅsmoͅp (Gennep), speculaas: spekəlōͅs (Gennep) speculaas || speculaasje III-2-3
speculeren speculeren: spikkulīērə (Gennep) kopen, verkopen of wachten met kopen of verkopen in de verwachting winst te maken door stijging of daling van prijzen [lippen, speculeren] [N 89 (1982)] III-3-1
speeksel spij: spi-j (Gennep) Speeksel: het mondvocht, afscheiding van bepaalde klieren in de mond (smurrie, tuf, spuw, speek, jodevet, speeksel). [N 84 (1981)] III-1-1
speeksel uitspuwen spijen: speijə (Gennep), spije (Gennep), spritzen (du.): spiertse (Gennep) (speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen [SGV (1914)] || spuwen: speeksel uitspuwen [spiertse, spaowe, tuffe, spuige, speken] [N 10 (1961)] III-1-1
speelgoed speelgerei: speulgrèj (Gennep) Speelgoed. III-3-2