e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spel (alg.) spel: spŭl (Gennep), spél (Gennep), Zie spél (spel).  speul (Gennep) Sluitspeld, haarspeld; spel. || spel [SGV (1914)] || Spel. III-3-2
speld spelde: spɛl (Gennep) Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] II-7
spelden spelden: spɛlǝ (Gennep) Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34] II-7
spelen (alg.) spelen: speule (Gennep, ... ) Als je klaar bent mag je gaan spelen. [DC 35 (1963)] || spelen [SGV (1914)] || Spelen. III-3-2
spelletje potje: pøͅtjə (Gennep) Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)] III-3-2
spelt spelt: spɛlt (Gennep) Triticum spelta L. Een soort van grove tarwe die ook op schrale grond gedijt. Het is in Limburg weinig bekend. De opgave spang, afkomstig uit het materiaal Willems, is hier wel opgegeven vanwege associatie met "speld". [Wi 52; monogr.; add. uit JG 1b; L 39, 15] I-4
sperwer kiekendief: kiekendie-ief (Gennep), kuikenstoter: kuukestuuter (Gennep) sperwer || sperwer / havik (35 / 55 vrij ronde vleugels en lage staart; gestreepte onderkant, gele ogen; komen onverwachts laag aanvliegen en grijpen dan de verraste prooi; de kleine soort vaak op trek; s winters ook in stad en dorp; de grote broedt zeldzaam in g [N 09 (1961)] III-4-1
sperziebonen breekbonen: brèèkboon (Gennep), polbonen: polboon (Gennep), prinsessenbonen: WLD n gele boon, = wasboon of slaaboon  prinssesə-boon (Gennep), sperziebonen: WLD n gele boon, = was-boon of slaaboon  sperzie-boon (Gennep), struikbonen: cf polboon  stroekboon (Gennep) De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)] || polboon || spercieboon || struikboon I-7
spetteren sissen: sissə (Gennep) sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)] III-2-3
spie spie/spij: spi(i̯) (Gennep) De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] I-3