19804 |
spiegel |
spiegel:
spiegel (L164p Gennep)
|
spiegel [SGV (1914)]
III-2-1
|
17569 |
spier |
spier:
spier (L164p Gennep)
|
pees, spier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24429 |
spiering |
spiering:
WLD
spīēring (L164p Gennep)
|
Hoe noemt u de spiering: een kleine beenvis. De schedel is min of meer doorzichtig. Hij komt voor aan de westkust van Europa en trekt in april-mei de rivieren op. Hij is zilverachtig en kan ± 15cm lang worden (spiering, spirk, pin) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
22401 |
spiertje trekken |
spiertje trekken:
spirkə treͅkə (L164p Gennep),
Sub spie.r: Zulle we spierke trèkke wie t örste mug?
spierke trèkke (L164p Gennep)
|
Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)] || Strootje trekken.
III-3-2
|
21373 |
spijbelen |
hegschool houden:
hèkschŏl haalde (L164p Gennep)
|
spijbelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
32062 |
spijker, nagel |
nagel:
nāgǝl (L164p Gennep)
|
In het algemeen het puntige, metalen staafje, waarmee iets vastgezet kan worden. [monogr.]
II-12
|
31953 |
spijkeren |
nagelen:
nē̜gǝlǝ (L164p Gennep)
|
Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.]
II-12
|
26296 |
spilgat in de ijzerbalk, schaarde |
nootgat:
nootgat (L164p Gennep)
|
Gat in de ijzerbalk, waarin het bovenste uiteinde van het staakijzer draait. Het spilgat is zo geconstrueerd, dat het staakijzer er op eenvoudige wijze uit verwijderd kan worden. Doorgaans bestaat de lagering van de tap van het staakijzer uit één of twee blokken hout, waarvan er één gemakkelijk uitgelicht kan worden. Zie ook afb. 61 en het lemma ɛnootɛ.' [N O, 14j]
II-3
|
24379 |
spin |
spin:
spen (L164p Gennep),
spin (L164p Gennep, ...
L164p Gennep),
vrijer:
vrïjjer (L164p Gennep)
|
spin [RND], [SGV (1914)]
III-4-2
|
20121 |
spinnen |
spinnen:
spenǝ (L164p Gennep)
|
De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.]
II-7
|