32776 |
aanspanningspunt, kam van de eg |
trekhaak:
trękhǭk (L164p Gennep)
|
Het vooreinde, de kam of een ander onderdeel van de eg, waaraan de egketting of de trekhaak daarvan bevestigd wordt. Zie de afb. 57 en 58. [JG 1a + 1b add.; N 11A, 156a + b; monogr.]
I-2
|
21773 |
aansteller |
aansteller:
ennen ensteller (L164p Gennep)
|
zich aanstellen [N 102 (1998)]
III-3-1
|
34148 |
aanstieren |
aanstieren:
ɛnstīrǝ (L164p Gennep)
|
Een jonge koe voor het eerst laten paren. [N 3A, 30b; monogr.]
I-11
|
18970 |
aanstoot geven |
ergeren:
èrgerə (L164p Gennep)
|
mensen ontstemming of ergernis geven door onzedelijk gedrag [geven] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19223 |
aanvangen, beginnen |
aanvangen:
Ik weet nie wat ik mit dèn vlèègel ân mót vange
ânvange (L164p Gennep),
beginnen:
Ze begósse tegeliek te brulle van ¯t lache
beginne (L164p Gennep)
|
aanvangen, beginnen || beginnen
III-1-4
|
24977 |
aanwezigheid |
daar zijn:
d⁄r zien (L164p Gennep)
|
de aanwezigheid, het aanwezig zijn [antwoord] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18813 |
aanwijzen |
aanwijzen:
ènwīēzə (L164p Gennep)
|
arm en hand uitstrekken naar iets of in de richting van iets om er de aandacht op te vestigen of om het te tonen [duiden, wijzen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32992 |
aar |
aar:
ǭr (L164p Gennep)
|
Het bovenste deel van de halm van sommige graangewassen waarin zich de korrels bevinden. Ook als pars pro toto gebruikt voor de gehele halm, vergelijk de uitdrukking: "aren lezen". De varianten die met een d- beginnen hebben een aangehecht lidwoord. Zie afbeelding 2, e. [JG 1a, 1b; Wi 14; monogr.; add. uit L 25, 15]
I-4
|
24573 |
aar van de lisdodde |
paardenstaart:
-
pèrdestart (L164p Gennep)
|
aar vd grote lisdodde [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
33159 |
aardappel |
aardappel:
`ęrapǝl (L164p Gennep),
ęrǝpǝl (L164p Gennep
[(oud)]
)
|
Solanum tuberosum L. De algemene benaming voor het gewas en het produkt. Voor het lemma Aardappel is, naast de vragenlijsten voor het enkelvoud, ook gebruik gemaakt van opgaven voor het meervoud en voor samenstellingen. Voor vormen als jappel, jarpel, jatappel, ja(r)dappel is geen afzonderlijk type geconstrueerd. Ze zijn ondergebracht bij het type aardappel. Elper is opgevat als een metathesis-vorm van de variant erpel; en zo is ook jalper een metathesis van jarpel, zoals kelver voorkomt naast kervel en zulker naast zurkel. Indien niet uitdrukkelijk aangegeven, is het voor de varianten van de typen crompîre en grompeer niet uit de opgaven zelf op te maken of deze eind- dan wel begin-accent hebben. Volgorde in het type aardappel (V staat voor een klinker): 1. -rdVp- (-rtVp-) 2. -dVp- (tVp-) 3. -rVp- 4. -rp- (-rǝp-) 5. -p-. [N 12, 1-4; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17; L 1, a-m; L 1 u, 120; L B2, 354; L 2, 14; L 32, 4; L 34, 8; L 35, 77; L 43, 8; Lu 1, 17; R 3, 27; S 1; Gwn 9, 1; monogr.; add. uit N 18, 64; N M, 15-18; A 21, 1f]
I-5
|