17824 |
vangen |
vangen:
vangen (L164p Gennep)
|
vangen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
22352 |
vanger bij krijgertje spelen |
vanger:
vaŋər (L164p Gennep)
|
De persoon die vangt bij het krijgertje spelen [pakker, seseur]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34088 |
vangplooi |
vangst:
vaŋst (L164p Gennep)
|
Huidplooi tussen lies en uier. [N 3A, 115]
I-11
|
26254 |
vangstukken |
vangstukken:
vaŋstøkǝ (L164p Gennep)
|
De vier tot zes losse stukken hout waaruit de blokvang is opgebouwd. De vangstukken zijn in het algemeen met metalen beslagstukken, de maanijzers, aan elkaar bevestigd. Zie ook afb. 52. [N O, 12c]
II-3
|
26263 |
vangtouw |
vangtouw:
vaŋtǫw (L164p Gennep)
|
Het touw aan de vangstok, waarmee men vanaf de grond of de stelling de vang kan bedienen. Zie ook afb. 51.9. [N O, 12q; N O, 12t; A 42A, 85; monogr.]
II-3
|
26265 |
vangtrommel |
vangtrommel:
vaŋtrǫmǝl (L164p Gennep)
|
Het rondsel, de windas of de katrol waarover de vangketting of het vangtouw loopt in molens zonder vangstok. Zie ook afb. 56. [N O, 12r; A 42A, 84 add.]
II-3
|
18808 |
vanzelfsprekend |
nogal wiedes:
nogal wiedəs (L164p Gennep)
|
vanzelfsprekend, natuurlijk [ralik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34297 |
varken |
kuus:
kus (L164p Gennep),
pog:
pok (L164p Gennep),
pox (L164p Gennep),
pogje:
pøkskǝ (L164p Gennep),
varken:
varkǝ (L164p Gennep),
vē̜.rkǝ (L164p Gennep),
vęrkǝ (L164p Gennep),
vęrǝkǝ (L164p Gennep),
vɛ̄rkǝ (L164p Gennep),
vɛ̄rǝkǝ (L164p Gennep)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
34298 |
varken (bijzondere namen) |
keuje:
kø̄i̯ǝ (L164p Gennep),
pog:
pok (L164p Gennep),
pox (L164p Gennep)
|
In de Nijmeegse vragenlijst 19 vraag 2 werd gevraagd: "Kent uw dialect bijzondere namen voor varken?" In het lemma ''varken'' (1.1.1) zijn de algemene benamingen voor het varken ondergebracht; in dit lemma de bijzondere. Er is overlapping in de naamgeving. [N 19, 2; monogr.; Vld]
I-12
|
34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
loper:
lōpǝr (L164p Gennep),
scheuteling:
sxø̄tǝleŋ (L164p Gennep),
sxø̜tǝleŋ (L164p Gennep)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|