e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vloertegel estrik: eͅstərs (Gennep), plavuis: plavy(3)̄s (Gennep), pləvys (Gennep) een grote rode of blauwe vloertegel [N 05A (1964)] || plavuis, tegel III-2-1
vlug draai: Lôp wat drèjjer, dan kómde nog óp tied Hij lôpt drèj nor de tachentig (aardig)  drèj (Gennep), rap: Grötfât is nie zö bar rap mèr (snel ter been)  rap (Gennep) snel, vlug || vlug III-1-4
vlug lopen drabben: drabbe (Gennep) lopen: snel lopen [rekke, dabbere, op ne steile gaon] [N 10 (1961)] III-1-2
vod drel: [Van Dale: drel, (gew.) lap, leur, vod.]  drél (Gennep), klooi: kloj (Gennep), slet: [Van Dale: slet, 1. <vero.> afgescheurde lap]  slét (Gennep), tod: WNT: tod (I), 1) Waardeloze, veelal gescheurde en smerige lap, lor, lomp, vod.  tod (Gennep), tŏdde (Gennep), tŏt (Gennep), tòd (Gennep), tód (Gennep), vod: fot (Gennep) tod, doek, lap, vod || versleten stuk doek of stof [vod, bul, tod, slet] [N 86 (1981)] || vod [SGV (1914)] || vod, tod || vodden [SGV (1914)] III-1-3
voddenkoopman toddenkerel: tŏddekèl (Gennep), toddenkoopman: tŏddekoopman (Gennep) voddenkoopman [SGV (1914)] III-3-1
voederbieten mangelen: maŋǝlǝ (Gennep), mangelwortelen: maŋǝlwǫrtǝlǝ (Gennep), reuben: rȳbǝ (Gennep), suikerreuben: sykǝrȳbǝ (Gennep), suikerreuven: sykǝrȳvǝ (Gennep) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.] I-5
voederen voeden: vui̯ǝn (Gennep) Het geven van voer aan het vee. [Wi 36; Wi 39; L A2, 370; RND 8, 97; S 20; Vld.; monogr.] I-11
voederwikke voederwikke: vūrwekǝ (Gennep) Vicia sativa L. subsp. sativa. Een tot 1 meter hoge klimmende plant met en vrij stevige stengel, veervormige blaadjes, rood- blauwpaarse lipvormige bloemen en boonachtige vruchtjes. De plant bloeit van mei tot juli en wordt vooral op zandgronden als voedergewas geteeld. Vergelijk ook het lemma Vogelwikke [N Q, 1a; N 11A, 29d; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N P, 23 en 24] I-5
voedsel eet, de -: ēͅt (Gennep), eten: eten (Gennep), éétə (Gennep), voer: vōēr (Gennep) eten, maaltijd || het voedsel waarmee vogels hun jongen voeren (aas) [N 83 (1981)] || voedsel; Hoe noemt U: Al wat tot voeding kan dienen, al wat men eet (kost, vreet, knibbel, inslag, mast, eten, eet, spijs, bik, aas, voedsel) [N 80 (1980)] III-2-3, III-4-1
voeghouten voegburries: vuxbøris (Gennep) De twee evenwijdige, zware balken in de kap van de molen die de verbinding vormen tussen voor- en achterkeuveleinde. Zie ook afb. 26. In de molens in l 211, 216, 245, 246a, 289, 292a, 319 en 369 waren het voeghout, in l 374 de voegbalk, in l 355 de kapbalk, en in l 163 de voegburrie het bevestigingspunt van het vanghoofd. [N O, 50m; A 42A, 83; N O, 12k; monogr.] II-3