19435 |
wit zand, stooizand |
wit zand:
witzand (L164p Gennep)
|
De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20823 |
witbrood |
weg:
weͅx (L164p Gennep)
|
witbrood
III-2-3
|
33479 |
witte aalbes |
witte beren:
witte bèèr (L164p Gennep),
witte kraaltjesberen:
mv: -en
witte krellekesbéren (L164p Gennep)
|
[DC 13 (1945)]aalbes
I-7
|
24864 |
witte dovenetel |
witte brandnetel:
witte brandnetel (L164p Gennep),
-
witte brandnetel (L164p Gennep)
|
Lamium album L. De dovenetelsoort (zie het lemma Dovenetel, Algemeen) met roomwitte bloemen. Deze soort komt zeer algemeen voor op wegbermen, in weilanden en op stortplaatsen en wordt 30 tot 60 cm hoog. De plant bloeit van april tot de herfst. Als de opgave identiek is aan die van het lemma Dovenetel, Algemeen, dan is deze hier niet nog eens opgenomen. Dit lemma kan alleen gelezen worden als aanvulling op het lemma Dovenetel, Algemeen. [A 13, 12a; monogr.] || witte dovenetel (Lamium album L.) [DC 13 (1945)]
I-5, III-4-3
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
hangop:
hangop (L164p Gennep),
ó door kort
hàngóp (L164p Gennep),
hotselkaas:
hoͅtsəlkēͅs (L164p Gennep)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] || kwark
III-2-3
|
20654 |
witte kool |
kappes:
kappes (L164p Gennep, ...
L164p Gennep,
L164p Gennep,
L164p Gennep),
kappesmoes:
kappesmoe.s (L164p Gennep),
muik:
mojjek (L164p Gennep),
wit moes:
witmoe.s (L164p Gennep),
witte kappes:
witte kappes (L164p Gennep),
wittekappes (L164p Gennep)
|
[N Q (1966)]voorraad appels of peren die in het hooi ligt te rijpen || witte kool || witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] || witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)]
I-7, III-2-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
bouwmannetje:
vgl fries "boumantsje"; bouwman is de boer; vgl ook BtS 174
bowménneke (L164p Gennep),
koemus:
koemus (L164p Gennep),
kwikstaart:
kwikstart (L164p Gennep),
kwikstaartje:
kwikstertje (L164p Gennep),
ploegdrijver:
ploegdrie.ver (L164p Gennep),
ploegdriever (L164p Gennep),
ploegdrijvertje:
ploegdrieverke (L164p Gennep, ...
L164p Gennep),
ploegloper:
ploegleuper (L164p Gennep)
|
kwikstaart [N P (1966)], [SGV (1914)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20620 |
wittebrood |
mik:
mek (L164p Gennep),
weg:
weͅk (L164p Gennep),
wèk (L164p Gennep),
Syst. Eijkman
weͅk (L164p Gennep),
wittebrood:
wittebroot (L164p Gennep)
|
Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || wittebrood [SGV (1914)]
III-2-3
|
18867 |
woede |
giftig:
giftig (L164p Gennep)
|
hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21873 |
woeker |
uitzuigerij:
ŭŭtzūūgeri-j (L164p Gennep),
woeker:
woekər (L164p Gennep)
|
onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)]
III-3-1
|