17890 |
woelen |
woelen:
wūūlə (L164p Gennep)
|
Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, spollen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24907 |
woensdagx |
goensdag:
goen(g)sdag (L164p Gennep),
hoensdag (L164p Gennep),
woensdag:
woensdag (L164p Gennep),
woenzdag (L164p Gennep),
(oud): soms nog goensdag
woensdag (L164p Gennep)
|
dag; woensdag [N 07 (1961)] || de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)] || woensdag || Woensdag [SGV (1914)]
III-4-4
|
21131 |
woest, wild rijden |
rossen:
Van Dale: II. rossen, hard, woest rijden.
ròssə (L164p Gennep)
|
woest, wild rijden [rossen, rotsen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
30198 |
wolfseinde |
schild:
sxelt (L164p Gennep)
|
Driehoekig dakvlak boven een afgeknotte gevel. [N F, 47c; N 4A, 23b; N 4A, 23a; monogr.]
II-9
|
33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
dubbel gebit:
dø̜bǝl gǝbet (L164p Gennep)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|
25210 |
wolkenbank |
bank:
bàànk (L164p Gennep)
|
lange streep wolken die onbeweeglijk aan de horizon hangt [bank] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23337 |
wonder |
wonder:
woonder (L164p Gennep)
|
wonder [SGV (1914)]
III-3-3
|
19835 |
wonen |
huizen:
huze (L164p Gennep),
wonen:
wone (L164p Gennep),
woonə (L164p Gennep)
|
een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || huizen (ww.) [SGV (1914)] || wonen [SGV (1914)]
III-2-1, III-4-1
|
22722 |
woonwagen |
woonwagen:
woonwaagə (L164p Gennep)
|
De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
21267 |
woord |
woord:
woort (L164p Gennep),
wort (L164p Gennep)
|
woord [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|