20518 |
zure haring |
rolmops:
rolmops (L164p Gennep),
zure haring:
zōērən hérring (L164p Gennep)
|
rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18032 |
zure oprisping |
zuur:
t zoer (L164p Gennep),
⁄t zoer kriege (L164p Gennep)
|
oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
20336 |
zuster |
zus:
zeus (L164p Gennep),
zuster:
zeuster (L164p Gennep),
zu.ster (L164p Gennep),
resp. geeft geen gemeensch. woord aan: "gebruurs, gezeusters
zeuster (L164p Gennep)
|
zus, zuster || zuster [haar] [SGV (1914)] || zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] || zuster; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
18033 |
zuur oprispen |
het zuur krijgen:
⁄t zoer kriege (L164p Gennep)
|
oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24730 |
zuurbes |
berberis:
WLD
berberis (L164p Gennep)
|
Zuurbes: gedoornde struik, 1-2 m hoog; geelgrauwe takken, heeft gele kogelvormige bloemen in tot 4 cm lange trossen; scharlakenrode bessen, langwerpig en 8-13 mm lang die ook s winters nog aan de struik staan (berberissen, barbarinneke, versilts, kweedoo [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20626 |
zuurdeeg |
zuurdeeg:
zurdēx (L164p Gennep),
zūrdē.x (L164p Gennep)
|
Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.]
II-1
|
25555 |
zuurdeeg maken |
zuren:
zūrǝn (L164p Gennep)
|
Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.]
II-1
|
20541 |
zuurdesem |
desem:
deͅsəm (L164p Gennep),
zuurdeeg:
Syst. Eijkman
zūrdēx (L164p Gennep),
zuurdeegsel:
zūrdeͅxsəl (L164p Gennep)
|
brooddesem || zuurdeeg || Zuurdeeg, gebruikt i.p.v. gist (heevel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20679 |
zuurkool |
tonnenmoes:
tonəmūs (L164p Gennep),
zuremoes:
zŏĕrremōēs (L164p Gennep),
zuurmoes:
Syst. Eijkman
zūrmūs (L164p Gennep)
|
zuurkool [SGV (1914)] || Zuurkool (zoerkolle, suuremoes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20680 |
zuurkoolstamppot |
kappesmoes:
kapəsmūs (L164p Gennep),
zuurmoes:
Syst. Eijkman
zūrmūs (L164p Gennep)
|
gestampte witte kool, zuurkool || Stamppot van aardappelen en zuurkool [N 16 (1962)]
III-2-3
|