21165 |
dwarsbalk |
spoorbiels:
spoorbiels (L164p Gennep)
|
de houten, stalen of gewapend betonnen dwarsbalk waarop de rails bevestigd zijn [biels, biel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32912 |
dwarsbalk van de hooihark |
dwarsbalk:
dwarsbalǝk (L164p Gennep)
|
De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b]
I-3
|
32772 |
dwarsbalkjes, egscheien |
tussenbalkjes:
tøsǝbɛlǝkskǝs (L164p Gennep)
|
De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.]
I-2
|
19330 |
dwarsdrijven |
dwarsdrijven:
dwarsdrieve (L164p Gennep)
|
dwarsdrijven [SGV (1914)]
III-1-4
|
19345 |
dwarsdrijver |
dwarsdrijver:
dwarsdrieve (L164p Gennep),
dwársdrīēver (L164p Gennep),
Dèn dwarsdrie.ver zal ¯t noojt mit ów èèns zien
dwarsdrie.ver (L164p Gennep),
dwarskop:
dwárskop (L164p Gennep)
|
dwarsdrijver [SGV (1914)] || dwarsligger || iemand die zonder goede reden altijd tegen spreekt; die altijd anders wil dan de meerderheid [dwarserik] [N 85 (1981)] || zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18802 |
dwaze streek |
gekke streek:
gèkkə streek (L164p Gennep)
|
een dwaze streek [woei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18904 |
dwaze, onbezonnen daad |
stomme streek:
stóm streek (L164p Gennep)
|
een dwaze onbezonnen daad [akt, actie, kapsie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19504 |
dweil |
dweil:
dwēͅi̯l (L164p Gennep),
dweͅi̯l (L164p Gennep, ...
L164p Gennep)
|
dweil || grove doek waarmee vloeren, stoepen, etc samen met water worden schoongemaakt [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19657 |
dweilen |
dweilen:
dwēͅi̯lə (L164p Gennep),
dweͅi̯lə (L164p Gennep, ...
L164p Gennep)
|
dweilen || stenen of houten vloeren, stoepen, etc. met behulp van water en een grove doek schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19260 |
dwingen |
doen:
dŏĕn(?) (L164p Gennep),
dwingen:
mar.: Nota Bene: dwingen kan overg. (iemand anders tot een bepaalde handeling brengen; ook nopen) en onoverg. (kinderen dwingen om een koekje; dwingeland) zijn
dwinge(?) (L164p Gennep)
|
nopen [SGV (1914)]
III-1-4
|