17703 |
endeldarm |
gatdarm:
gatdèrm (L164p Gennep)
|
endeldarm [aarsdarm, enteldeerm, gatdarm, teenentoewt] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20333 |
enig kind |
einzig, een -:
énsig (L164p Gennep),
einzigest, een -:
énsigst (L164p Gennep)
|
een enig kind; een kind dat geen broers of zusters heeft [koekoek, koekoeksjong] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17775 |
enkel |
enkel:
ēnkel (L164p Gennep),
inkel (L164p Gennep)
|
enkel [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
32625 |
enkele kunstmestsoorten |
slakken:
slakǝ (L164p Gennep)
|
In dit lemma is een aantal (verzamel)termen voor moderne kunstmestsoorten bijeengezet. De opsomming is verre van volledig, omdat naar het gebruik en de uitspraak van evt. regionale en algemene benamingen voor de verschillende kunstmeststoffen niet overal, noch genoegzaam werd geïnformeerd. [N 11A, 62b; N 11, 27 add.; N P, 8 + 9 add.; div.; monogr.]
I-1
|
33605 |
enten |
enten:
ēntə (L164p Gennep),
inte (L164p Gennep)
|
[RND 10] [SGV (1914)]
I-7
|
34047 |
enter |
eenwinter:
ēnwēntǝr (L164p Gennep),
ēwēntǝr (L164p Gennep)
|
Rund dat één jaar oud is. [N C, 9d; monogr.; add. uit N 3A, 15 en 20]
I-11
|
21204 |
envelop |
omslag:
umslàg (L164p Gennep)
|
de omslag voor brieven [enveloppe, brievenzak, zakje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19013 |
er heet aan toegaan |
spannen:
spànnə (L164p Gennep)
|
er heet aan toegaan, er heftig aan toegaan [spannen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22433 |
ereboog |
boog:
bōͅx (L164p Gennep)
|
Een boog opgericht over iemands weg als eerbewijs, bijv. bij een feest [boog, triumf, toog]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33610 |
erf |
erf:
ɛ̄rəf (L164p Gennep),
plaats:
plɛts (L164p Gennep)
|
I-7
|