e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Genoelselderen

Overzicht

Gevonden: 593

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aardbei ebber: ɛbər (Genoelselderen), elber: eleber (Genoelselderen) [ZND 19A (1936)] I-7
aarden pot aarden pot: jadǝ pǫt (Genoelselderen), stenen pot: stēnǝ pǫt (Genoelselderen) Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.] II-8
aas in het kaartspel aas: attən oes (Genoelselderen), hatten aos (Genoelselderen), zoals in Franse heure  eus (Genoelselderen), aast: oiste (Genoelselderen) Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)] III-3-2
abuis mis: de bes mis (Genoelselderen), də bĕs mis (Genoelselderen), ook materiaal znd 19a,6  de bes mis (Genoelselderen), də bĕs mis (Genoelselderen) abuis [ZND 01 (1922)] || Ge zijt abuis (= ge vergist u). [ZND 19 (1936)] III-1-4
achterdocht achterdenken: ich hoa gjen ēterdeenke (Genoelselderen), ook materiaal van vr.lijst 32, vr. 44  ēterdeenke (Genoelselderen) achterdocht [ZND 01 (1922)] || ik had geen achterdocht (ik vermoedde geen kwaad) [ZND 32 (1939)] III-1-4
achterwand hoofdbred: hø̄t˱bręt (Genoelselderen), hø̜̄t˱brē̜.t (Genoelselderen) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
ademen ademen: ich kos ni oimə (Genoelselderen), ich kos nie woiemen (Genoelselderen) Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1
ader ader: de oiers van ze verhəd (Genoelselderen) de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] III-1-1
afleggen van een dode op de walm leggen: znd 32, 20;  op te walm legge (Genoelselderen) een doode lijken (vooraleer hij gekist wordt) [ZND 32 (1939)] III-2-2
afloeren, bespieden afloeren: oafloere (Genoelselderen) iets bespieden [ZND 32 (1939)] III-1-1