20676 |
room |
zaan:
zuoi̯n (Q173p Genoelselderen)
|
Het vette deel van de ongekookte melk dat boven komt drijven, als men de melk rustig laat staan. [N 6, 15a; N 16, 17; L 6, 15; L 14, 22; JG 1a, 1b, 2c; A 7, 15; A 39, 7a; Wi 53; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
19588 |
roompot |
zaanpot:
zu̯oi̯npot (Q173p Genoelselderen)
|
Stenen pot waarin men de room bewaart. [N 12, 59; A 7, 15; JG 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
34243 |
roomschotel |
teil:
tē̜lǝ (Q173p Genoelselderen)
|
Aarden schotel waarin men de versgemolken melk enige tijd laat staan, totdat de room bovendrijft. Vergelijk ook het lemma ''aarden pot'' in wld II.8, blz. 25-26. [N 12, 60; JG 1c, 2c; add. uit N 5A (I]
I-11
|
17767 |
rug |
rug:
rəg (Q173p Genoelselderen)
|
de rug [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
17737 |
ruiken |
ruiken:
rukke (Q173p Genoelselderen)
|
rieken [ZND 25 (1937)]
III-1-1
|
33750 |
ruin |
ruin:
rāi̯n (Q173p Genoelselderen)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
21571 |
salueren |
salueren (<fr.):
de soldoate mote salujere (Q173p Genoelselderen)
|
De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21332 |
samenspannen |
meteenhouden:
dai twē hātə medēͅn (Q173p Genoelselderen),
met: e als Franse est
daai twee hāte met ēn (Q173p Genoelselderen)
|
Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)]
III-3-1
|
33342 |
schaapherder |
scheper:
šēpǝr (Q173p Genoelselderen)
|
[A 48, 18a; L 1, a-m; L 26, 32a; S 13; Wi 2; monogr.]
I-6
|
17829 |
scheppen |
scheppen:
sjĕppe (Q173p Genoelselderen)
|
scheppen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|