19303 |
bezig zijn |
ollig zijn:
zien olleg (Q173p Genoelselderen)
|
bezig zijn [ZND 19a (1936)]
III-1-4
|
21509 |
bezoeken |
bezoeken:
bezuke (Q173p Genoelselderen),
bəzykə (Q173p Genoelselderen)
|
Kom mij eens bezoeken. [ZND 21 (1936)]
III-3-1
|
17996 |
bibberen |
beven:
bièven (Q173p Genoelselderen),
bjēvə (Q173p Genoelselderen),
bibbelen:
bubbele (Q173p Genoelselderen),
bybələ (Q173p Genoelselderen)
|
beven, bibberen [ZND 21 (1936)]
III-1-2
|
23200 |
bidden |
beden:
de moos bêje (Q173p Genoelselderen),
də moes bēͅə (Q173p Genoelselderen)
|
Ge moet bidden (in de kerk). [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|
23201 |
biechten (gaan) |
te biechte gaan:
ve goon te biechten (Q173p Genoelselderen),
zich biechten (gaan):
və goøn os bichtə (Q173p Genoelselderen)
|
We gaan biechten, of ... ons biechten, of ... te biechte (welke uitdrukking is hiervoor gebruikelijk?). [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|
21270 |
bieden |
bieden:
bieën (Q173p Genoelselderen),
bīə (Q173p Genoelselderen)
|
bieden [ZND 21 (1936)]
III-3-1
|
20830 |
bier |
bier:
verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) ook ZND 22 vr. 27a
bier (Q173p Genoelselderen),
bīr (Q173p Genoelselderen)
|
bier [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
34238 |
biestmelk |
eerste melk:
jostǝ męlk (Q173p Genoelselderen)
|
De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.]
I-11
|
34345 |
biggen werpen |
baggelen:
bɛgǝlǝ (Q173p Genoelselderen)
|
Biggen ter wereld brengen. [N 19, 13; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; N C, add.]
I-12
|
28583 |
bijenkap |
kapruin:
kaproǝn (Q173p Genoelselderen)
|
Volkomen afsluitend hoofddeksel ter bescherming tegen bijensteken. Wanneer de imker de bijen op een of andere manier moet behandelen, zal hij vooral het hoofd moeten beschermen tegen steken. Hiervoor gebruikt hij voornamelijk twee soorten hoofdbedekking: de kap en de sluier. Beide reiken ze tot op de schouder. De kap is geheel van metaalgaas, terwijl de sluier van, vooral zwarte, tule is gemaakt en van een hoed afhangt. Een vizier van draadgaas of paardehaar moet zicht geven op de bijen. Op grond van de grote overeenkomst in woordtypen bij de antwoorden op de verschillende vragen naar een soort bijenkap of sluier zijn de antwoorden in één lemma Bijenkap samengevoegd. [N 63, 74a; N 63, 74b; N 63, 74c; N 63, 74d; N 63, 74e; S 3; L 1a-m; L 16, 7; JG 1b; JG 2b-5, 5; R 3, 44; R 3, 42; R 3, 43; Ge 37, 151, monogr.]
II-6
|