19187 |
hovaardig |
hovaardig:
huvēͅrdeX (L360a Gerdingen),
huvēͅrex (L360a Gerdingen)
|
hovaardig [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|
17565 |
huid |
vel:
veͅl (L360a Gerdingen)
|
een vel [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
34618 |
huif van de huifkar |
huif:
huf (L360a Gerdingen)
|
Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr]
I-13
|
24172 |
huismus, mus |
mus:
məs (L360a Gerdingen, ...
L360a Gerdingen)
|
mus [ZND 01 (1922)], [ZND 14 (1930)]
III-4-1
|
17997 |
huiveren |
bibberen:
bibberen (L360a Gerdingen, ...
L360a Gerdingen),
rijderen:
riëren (L360a Gerdingen, ...
L360a Gerdingen)
|
Huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 21 (1936)] || huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 27 (1938)]
III-1-2
|
19932 |
huur |
huur:
hēr (L360a Gerdingen)
|
huur [ZND m]
III-2-1
|
19886 |
huurhuis |
gehuurd huis:
geheerd hoes (L360a Gerdingen),
pachthuis:
pachthoes (L360a Gerdingen)
|
huurhuis [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
19089 |
iemand uitschelden |
schelden:
šeͅlə (L360a Gerdingen)
|
Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)]
III-1-4
|
25447 |
ingezouten |
gezouten:
gǝzawtǝn (L360a Gerdingen)
|
Dit lemma sluit volledig aan bij het lemma ''het vlees conserveren''. In de Leuvense vragenlijsten 1a-m en 27 werd naar het begrip "ingezouten" gevraagd. Deze twee vragen worden hier als apart lemma gehonoreerd. [L 1a-m; L 27, 40; Veldeke 22, 67]
II-1
|
33030 |
inkappen, eerste slagen maken met de zicht |
aanmaaien:
ān[maaien] (L360a Gerdingen)
|
De eerste slagen met de zicht maken in een aan te maaien akker en tevens het uitvoeren van de "eerste fase" van de zichtbehandeling; zie de algemene toelichting van deze paragraaf. De terminologie wordt soms ook gebruikt voor het maken van de eerste gang voor de maaimachine; dit wordt uitdrukkelijk vermeld in K 316, L 270, 294, 320c, 355, 360, 372, 419, 420, 432, P 186, Q 99*, 121c, 197, 197a. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [maaien], zie het lemma ''maaien'' (3.1.1) en de klankkaart (kaart 7) in aflevering I.3. [N 15, 16j; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 23, 16.2; L 48, 32.2; Lu 1, 16.1a; monogr.; add. uit N 15, 16f]
I-4
|