e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gerdingen

Overzicht

Gevonden: 508
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kietelen krevelen: krēvələ (Gerdingen) kittelen, kriebelen [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
kieuwen kieuwen: ook in ZND 27, 084  kieuwen (Gerdingen) kieuwen ve vis [ZND 01 (1922)] III-4-2
kikker kwakkerd: ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  kwakərt (Gerdingen) kikvors [ZND 01 (1922)] III-4-2
kind (algemene benaming) kind: kent (Gerdingen) kind; mijn lief kind, blijf hier beneden staan, de kwade ganzen bijten u dood [ZND 04 (1924)] III-2-2
kippen hennen: henǝn (Gerdingen) De hennen of de hoenderen. De (vrouwelijke) kippen of hennen vormen de meerderheid in een kippenhok en geven hun naam aan het geheel. Zie afbeelding 8. [N 19, 37; RND 1; Wi 13; Wi 14; Wi 17; A 6, 1b; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 6, 20a; L 28, 35; L 22, 22; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; L 42, 5; L 44, 53; S 14; NE 2, I; Gwn 5, 14; Vld.; monogr.] I-12
kiskassen cijferen: cijferen (Gerdingen), schuifelen: schieffelen (Gerdingen) Hoe heet: met een plat steentje over het water werpen zodat het weer opspringt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
klauteren klefferen: klefferen (Gerdingen), klimmen: klimmen (Gerdingen), kruipen: kruipen (Gerdingen) Op een boom klauteren [ZND 27 (1938)] III-1-2
klaver, algemeen klee: kliǝ (Gerdingen) De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.] I-5
kleerkist, kleerkoffer kist: keͅst (Gerdingen), kis (Gerdingen) Een houten koffer om (kleeren in te bewaren). [ZND 28 (1938)] III-2-1
kleermaker schreuder: šriǝr (Gerdingen), šrīr (Gerdingen) Algemene benaming voor persoon die kleren maakt. [N 59, 197a; L 1a-m; L 28, 2; S 18; monogr.] II-7