e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gerdingen

Overzicht

Gevonden: 508
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleingeld kleingeld: kleͅ[i}geͅltš (Gerdingen) kleingeld [ZND 28 (1938)] III-3-1
klepel klepel: də kliepəl van də klok (Gerdingen) De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)] III-3-3
kletsen babbelen: Van Dale: babbelen, 1. veel praten over dingen van weinig belang, uit lust tot praten; (schoolt.) met elkaar praten van leerlingen onder de les; -2. praatjes verkopen, kwaadspreken; -3. keuvelen, gezellig praten; -4. (gew.) uit de school klappen; -5. (in litt. t.) een geluid maken dat aan babbelen doet denken.  babələ (Gerdingen) babbelen [ZND A1 (1940sq)] III-3-1
kletswijf babbelwijf: ĕ babbelweif (Gerdingen), klatspijp: ĕn klatspiep (Gerdingen), zevermuts: ĕn zeivermĕts (Gerdingen), zeverteil: ĕn zeivertijl (Gerdingen), zevertuit: ĕn zeiveltuit (Gerdingen) Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)] III-3-1
kleurx kleur: ps. letterlijk overgenomen.  kləer (Gerdingen, ... ) kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-4-4
klierziekte klieren: De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.  klèrə (Gerdingen) hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] III-1-2
klucht klucht: kløxt (Gerdingen) Een klucht. [ZND A1 (1940sq)] III-3-2
kluit aarde klot: klǭt (Gerdingen) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kneden botter kneden: [botter] knē̜i̯ǝn (Gerdingen) De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.] I-11
knellen pitsen: pitsə (Gerdingen) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-2