18390 |
speld |
spang:
spaŋ (L360a Gerdingen)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
21373 |
spijbelen |
hagenschool doen:
hageschool doen (L360a Gerdingen)
|
Hoe noemt men het heimelijk, zonder medeweten van de ouders, wegblijven van school? [Lk 03 (1953)]
III-3-1
|
32749 |
spitten |
spaden:
spāi̯ǝ (L360a Gerdingen)
|
In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.]
I-1
|
21545 |
sprookje |
kindervertelsertje:
kinjervertelserke (L360a Gerdingen)
|
hoe heet een kindervertelsel ? kent ge nog een woord sage ? (uitspraak) [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|
28377 |
stal |
stal:
sta.l (L360a Gerdingen)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
17821 |
steek |
steek:
stēk (L360a Gerdingen)
|
steek [ZND m]
III-1-2
|
19408 |
steelvormig handvat |
steel:
stīl (L360a Gerdingen)
|
steel [ZND A1 (1940sq)]
III-2-1
|
17820 |
steken |
steken:
stēͅkə (L360a Gerdingen)
|
steken [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
21513 |
sterke / ruwe kerel |
beest:
dedis ein wilj biest (L360a Gerdingen),
gaillard (fr.):
Van Dale: gaillard (Fr.), (gew.) sterke kerel
gilliars (L360a Gerdingen)
|
dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)] || Een sterke kerel [ZND 27 (1938)]
III-3-1
|
19698 |
stop voor fles of kruik |
stop:
stoͅp (L360a Gerdingen)
|
stop (kurk) [ZND A1 (1940sq)]
III-2-1
|