25173 |
stormx |
storm:
steͅrəm (L360a Gerdingen)
|
storm [ZND m]
III-4-4
|
18777 |
streng garen [cf. wld ii.7: 24-25] |
streen:
əin strēͅin gārə (L360a Gerdingen)
|
Het wollen breigaren wordt in strengen verkocht: hoe heet zo een streng garen? [ZND 28 (1938)]
III-1-3
|
30476 |
stropoppen |
poppen:
popǝ (L360a Gerdingen)
|
Zie kaart. Dubbelgevouwen en samengebonden bosjes stro die ter afdichting tussen de dakpannen worden gestoken. Zie ook het lemma 'Strowalm' in wld I.4, pag. 122 e.v. In L 270 werd het stro voor de poppen op ± 60 cm lengte gesneden, dubbel gevouwen en aan de omgevouwen kant met een touwtje vastgebonden, aldus enigermate op een popje gelijkend. De stropoppen werden vroeger bij het dakdekken onder de elkaar overlappende zijkanten van de handpannen gestoken om een goed gesloten dak te verkrijgen ('Tegels Dialek', pag. 121). In L 210 werden de poppen iets breder dan de pan uitgespreid. Aan de onderkant stak ongeveer 1,5 cm van het stro onder de pan uit. [N 32, 44d; N F, 5; JG 2c; JG 2d; monogr.]
II-9
|
33127 |
strowalm |
walm:
walǝm (L360a Gerdingen)
|
Een bundel zeer gaaf en net stro waaruit de kortere halmen verwijderd zijn en die direct geschikt is voor de dakbedekking. Vergelijk ook het lemma ''strohalm'' (1.3.2) en de toelichtingbij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.18) en bij paragraaf 6.4. Een worm (in Q 71: wermkesstreuj) is één van de balken waarop de dakbedekking rust.' [N 14, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c, 2d [4]; monogr.; add. uit N 15, 45b]
I-4
|
24481 |
struik (alg.) |
struik:
strūk (L360a Gerdingen),
struikje:
strīkskə (L360a Gerdingen)
|
struik [ZND m]
III-4-3
|
21591 |
sturen |
sturen:
stērə (L360a Gerdingen)
|
sturen [ZND m]
III-3-1
|
19667 |
tafel |
tafel:
toͅfəl (L360a Gerdingen)
|
een schoon tafel krassen (met een spijker, enz.) [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
17760 |
tand |
tand:
tant (L360a Gerdingen)
|
een tand [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
18068 |
tandpijn |
tandpijn:
Soms ook levekespien.
tandpien (L360a Gerdingen)
|
Kiespijn. Ik heb kiespijn. [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|
20357 |
tante |
tante:
téntə (L360a Gerdingen)
|
tante (moei) [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|