e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geulle

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knibbelen mikado: mikado (Geulle) Het spel waarbij de spelers staafjes (26 of 28) die verward op een hoopje liggen, met een haakje of een staafje telkens een staafje moeten ophalen zonder de andere te bewegen [knibbelen, knipperen]. [N 88 (1982)] III-3-2
knie knie: knee (Geulle), knēē (Geulle) knie [DC 01 (1931)] III-1-1
knieholte hees: heeës (Geulle) knieholte [DC 01 (1931)] III-1-1
knielbankje kniebank: kneebank (Geulle) Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
knielen knielen: kneele (Geulle) Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kniezen compassie met zichzelf: kompassie mèt zichzelf (Geulle), zich beklagen: zig beklaage (Geulle) een knagend verdriet hebben en zichzelf daarvoor als ongelukkig beklagen [treuren, kniezen] [N 85 (1981)] III-1-4
knijpen knijpen: kniepe (Geulle) Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)] III-1-2
knikker huif: huuf (Geulle, ... ) Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || Kleine stenen of glazen knikker [mullemer, aardezoekertje, artzeiker]. [N 88 (1982)] III-3-2
knikkeren huiven schieten: voor jongens ! met de ene knikker de andere in een kuiltje schieten.  huuve sjeete (Geulle) Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)] III-3-2
knikkerkuiltje kuiltje: kuulke (Geulle), putje: pøͅtsjə (Geulle) Het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke]. [N 88 (1982)] III-3-2