25905 |
koperen zeef |
zij:
zi (Q018p Geulle)
|
Koperen zeef waar men het sap door zeeft. [N 57, 20a]
II-2
|
20368 |
koppelen |
koppelen:
koppele (Q018p Geulle)
|
koppelen; twee personen tot een huwelijk met elkaar brengen [lappen, koppelen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
30448 |
koppelijzer |
koppelplaat:
kopǝlplāt (Q018p Geulle)
|
IJzer waarmee twee balken die met de kopeinden tegen elkaar op een muur liggen, met elkaar verbonden kunnen worden. [N 54, 127]
II-9
|
29119 |
koppelstang |
slager:
slē̜gǝr (Q018p Geulle)
|
De lat met aan de wielzijde een gebogen gedeelte, waarmee de trapbeweging door middel van de trede op het drijfwiel wordt overgebracht. [N 34, B4]
II-7
|
30142 |
koppenlaag |
koplaag:
kǫplǭx (Q018p Geulle)
|
Laag in hun breedterichting liggende bakstenen. Zie ook afb. 38 en 41. [N 31, 23b; monogr.]
II-9
|
19325 |
koppig |
kops:
köpsj (Q018p Geulle)
|
vasthoudend aan eigen wil of inzicht [koppig, steeg, kop] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19326 |
koppig zijn |
kops zijn:
köpsj zin (Q018p Geulle)
|
koppig zijn, steeds vasthoudend aan eigen wil of inzicht [bokken, koppen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28429 |
kopspijlen |
kopspijlen:
kopspilǝ (Q018p Geulle)
|
Van onderen spits bijgesneden spijlen. Door de kop van de korf worden op raatafstand een aantal van deze houten spijlen gestoken. Die spijlen worden van onderen spits bijgesneden omdat de bijen bij voorkeur hun ratenbouw aan een scherpe rand schijnen te beginnen. Wanneer de korfboer er dan nog met was een paar stukjes kunstraat of samengeknepen verse darrenraat aan vastlijmt, zijn de bijen meestal wel genegen althans hun eerste raten netjes in de kop in koude bouw te beginnen (De Roever, pag. 150). [N 63, 6a]
II-6
|
34220 |
koptouw |
kopzeel:
kǫpzɛi̯l (Q018p Geulle)
|
Touw aan de horens van een koe. [N 3A, 14a]
I-11
|
34200 |
kopziekte |
kopkrankte:
kopkrɛŋdǝ (Q018p Geulle)
|
Door de overgang van de stal naar de weide treden stoornissen op in het maagdarmkanaal na plotselinge opname van grote hoeveelheden eiwit uit het jonge gras. Kopziekte komt vooral in het voorjaar voor. Bij een acuut verloop is er een potselinge aanval van krampen, waarbij alle ledematen, hals, hoofd, ogen en oren betrokken zijn. De opeenvolgende krampgolven nemen in hevigheid toe, totdat de dood volgt door een hartkramp (Berns 1983, blz. 137). Door de boeren wordt kopziekte vaak verward met melkziekte. Het zijn allebei zogenaamde deficiëntieziekten: bij kopziekte gaat het dan om een gebrek aan magnesium, bij melkziekte aan calcium. Zie ook het lemma ''kopziekte'' in wbd I.3, blz. 474-475.' [N 3A, 79; A 48A, 3; monogr.]
I-11
|