17692 |
kwijl |
zever:
zijver (Q018p Geulle)
|
Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
19980 |
kwispelstaarten |
kwispelen:
kwispelle (Q018p Geulle)
|
Hoe noemt u de staart heen en weer bewegen, als teken van vriendschap, gezegd van honden (kwispelen, kwipselen, kwipselstaarten, kwispelstaarten) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
23580 |
kyrie eleison |
kyrie:
kierije (Q018p Geulle)
|
Het "vaste gezang"aan het begin van de mis, het "Kyrie eleison". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33324 |
l-vormige hoeve |
warshuis:
wɛrshūs (Q018p Geulle)
|
Navraag of er verschil in benaming was tussen een L-vormig bouwwerk waarvan de korte poot wordt gevormd hetzij door het woonhuis, hetzij door een schuur of stal, leverde geen nieuwe termen op. Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 3. [N 4A, 1b en 2c]
I-6
|
33081 |
laag schoven op de wagen |
ring:
reŋk (Q018p Geulle)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
33659 |
laaggelegen weidegrond |
broek:
brōk (Q018p Geulle)
|
Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
18215 |
laars (alg.) |
stevel:
stevele (Q018p Geulle)
|
laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18301 |
laars tot of boven de knie |
stevel:
stevele (Q018p Geulle)
|
Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
18374 |
laarzenschacht |
schacht:
sjach (Q018p Geulle),
sjag (Q018p Geulle)
|
Kent u het woord schacht (of schaft), wat betekent het, hoe spreekt u het uit? [N 60 (1973)] || schacht van een laars [sjach, sjteevelschach] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
23658 |
laatste evangelie |
t letste evangjillióm?].:
léste evangelie (Q018p Geulle)
|
Het laatste evangelie, het beginmstuk van het evangelie volgens Johannes, dat gelezen werd na de zegen [t lèste evangillie [N 96B (1989)]
III-3-3
|