e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geulle

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
legnest hennennest: henǝnęs (Geulle) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
lei(en) lei(en): lei (Geulle) Een lei, de leien op het dak van de kerk [laj, lajje?]. [N 96A (1989)] III-3-3
leiden laten dekken: lǭtǝ dɛkǝ (Geulle), leiden: lei̯ǝ (Geulle) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
lemmer snede: sneet (Geulle) snijblad van een mes (lemmer, lemmet) [N 20 (zj)] III-2-1
lepe, doortrapte kerel fijne, een -: fiene (Geulle), lepe, een -: leepe (Geulle) een doortrapte kerel [fijnaard, fijne, leperd] [N 85 (1981)] III-1-4
lepel lepel: leèpel (Geulle) lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)] III-2-1
lepel waarmee men de darmen schoonmaakt eetlepel: eetlepel (Geulle) Met een lepel o.a. schrabt men het vuil van de binnenste buiten gekeerde darm. [N 28, 118; monogr.] II-1
lepelboor lepelboor: lēpǝlbōr (Geulle) Boorijzer voor hout met een lepelvormig uiteinde. Het snijvlak van de boor is half bolvormig. Zie ook afb. 74b. De lepelboor wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de voorgeboorde naven van karwielen verder mee uit zodat daar vervolgens de naafbus in geplaatst kan worden. [N 33, 329; N 53, 162a; N G, 31c; monogr.] II-12
lepelrek lepelenrek: lepele-rek (Geulle) rekje aan de wand waarin lepels worden bewaard [N 20 (zj)] III-2-1
leraar leraar: ljèraar (Geulle) een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)] III-3-1