24421 |
meelmijt |
kalander:
wit en zwart
kalander (Q018p Geulle)
|
mijt die in vochtig meel leeft [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24422 |
meelworm, larve van de meeltor |
meelworm:
meelwurm (Q018p Geulle)
|
meeltor-larve, wormpje dat in (oude) meelvoorraden voorkomt [meelworm] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20407 |
meerderjarig |
mondig:
mondig (Q018p Geulle)
|
meerderjarig; de leeftijd bereikt hebbend dat men in rechten zelfstandig kan optreden [meerderjarig, mondig] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
30819 |
meesterknecht |
voorman:
vø̄rman (Q018p Geulle)
|
Voorman in een timmerbedrijf. De meesterknecht staat aan het hoofd van een groep timmermansknechten. Hij verdeelt de werkopdrachten en ziet toe dat het werk goed uitgevoerd word. [N 55, 172b]
II-12
|
22458 |
mei |
mei:
mei (Q018p Geulle)
|
De tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22452 |
meiboom |
mei:
męj (Q018p Geulle),
meiboom:
meibaum (Q018p Geulle)
|
De omstreeks 1 mei op het dorpsplein opgerichte boom die, met linten en kransen versierd, het middelpunt van allerlei volksvermaken vormde [meiboom]. [N 88 (1982)] || Versierde tak, kleine boom of vlag die op de nok van een onderdak gebracht huis wordt geplaatst. [N 88, 183; monogr.]
II-9, III-3-2
|
33337 |
meid, dienstmeid |
maagd:
māx (Q018p Geulle)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24582 |
meidoorn |
doorn:
-
deun (Q018p Geulle),
dore (Q018p Geulle),
heggenstok:
de bessen noemt men haagappelen
hekkestok (Q018p Geulle)
|
meidoorn [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
24331 |
meikever |
meikever:
meikever (Q018p Geulle)
|
Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)]
III-4-2
|
33553 |
meiraap |
meiraap:
meiraap (Q018p Geulle)
|
De meiraap, een vroege variëteit van de raap (meiraap, tolletje, knolletje, kelen, raap). [N 82 (1981)]
I-7
|