e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geulle

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meelmijt kalander: wit en zwart  kalander (Geulle) mijt die in vochtig meel leeft [N 26 (1964)] III-4-2
meelworm, larve van de meeltor meelworm: meelwurm (Geulle) meeltor-larve, wormpje dat in (oude) meelvoorraden voorkomt [meelworm] [N 26 (1964)] III-4-2
meerderjarig mondig: mondig (Geulle) meerderjarig; de leeftijd bereikt hebbend dat men in rechten zelfstandig kan optreden [meerderjarig, mondig] [N 86 (1981)] III-2-2
meesterknecht voorman: vø̄rman (Geulle) Voorman in een timmerbedrijf. De meesterknecht staat aan het hoofd van een groep timmermansknechten. Hij verdeelt de werkopdrachten en ziet toe dat het werk goed uitgevoerd word. [N 55, 172b] II-12
mei mei: mei (Geulle) De tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw. [N 88 (1982)] III-3-2
meiboom mei: męj (Geulle), meiboom: meibaum (Geulle) De omstreeks 1 mei op het dorpsplein opgerichte boom die, met linten en kransen versierd, het middelpunt van allerlei volksvermaken vormde [meiboom]. [N 88 (1982)] || Versierde tak, kleine boom of vlag die op de nok van een onderdak gebracht huis wordt geplaatst. [N 88, 183; monogr.] II-9, III-3-2
meid, dienstmeid maagd: māx (Geulle) Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.] I-6
meidoorn doorn: -  deun (Geulle), dore (Geulle), heggenstok: de bessen noemt men haagappelen  hekkestok (Geulle) meidoorn [DC 13 (1945)] III-4-3
meikever meikever: meikever (Geulle) Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)] III-4-2
meiraap meiraap: meiraap (Geulle) De meiraap, een vroege variëteit van de raap (meiraap, tolletje, knolletje, kelen, raap). [N 82 (1981)] I-7