e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geulle

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
motregenen, licht regenen daar valt een druppel: de vilt ein dröppel (Geulle), sprinkelen: sjprinkele (Geulle), zemelen: zémele (Geulle), zeveren: zeivere (Geulle) beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)] III-4-4
mouwschort huisscholk: met mouwen  hoesscholk (Geulle), mouwenscholk: moewescholk (Geulle) schort met mouwen [N 24 (1964)] || zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)] III-1-3
muilband, bovenste band van de schoof arenband: ǭrǝ[band] (Geulle) Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b] I-4
muiltje pantoffel: pantoffels (Geulle) Hoe noemt men de muilen? [DC 09 (1940)] III-1-3
muizen jagen: jage (Geulle), muizen: moeze (Geulle) Hoe noemt u jacht maken op muizen, gezegd van de kat (muizen) [N 83 (1981)] III-2-1
mulle grond moude: mau̯w (Geulle) Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.] I-8
muntgeld kleingeld: kleigelt (Geulle) Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)] III-3-1
muntige koe manse koe: mau̯s [koe] (Geulle) Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28] I-11
muts: algemeen muts: möts (Geulle), pats: met klep en zonder stijve rand  patsj (Geulle) muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] III-1-3
mutsaard, houtmijt schans: aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019  sjans (Geulle), schansenmijt: sjansemiet (Geulle), schansenschop: sjanse-schop (Geulle) houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)] || houtmijt, stapel takkenbossen [N 27 (1965)] I-7