e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geulle

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onbeschaamd onbeschaamd: onbesjèèmp (Geulle) geen schaamtegevoel hebbend [ekstrant, onbeschaamd] [N 85 (1981)] III-3-1
onbetrouwbare koopman kramer: ’nn krièmer (Geulle) Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)] III-3-1
onbewolkt klaar: klaor (Geulle), kloar (Geulle), klare lucht: kloar loch (Geulle), leeg: leech (Geulle) onverduisterd in licht, schijn of glans [helder, klaar, licht] [N 91 (1982)] || wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)] III-4-4
onbruikbaar maken, verbruien bederven: bederrevve (Geulle) onbruikbaar maken, zijn waarde doen verliezen [verworden, verdraaien, begaaien, verbruien, bederven, verpeuteren, nonen, verballemonden] [N 91 (1982)] III-4-4
onbruikbare voorraad bocht: boch (Geulle) allerlei slechte en onbruikbare voorraad [breggel, plodder, bocht, bagage] [N 89 (1982)] III-3-1
onderdorpel onderdorpel: oŋǝrdørpǝl (Geulle) De onderste horizontale regel van een raam- of deurkozijn. Voor buitendeur- of buitenraamkozijnen werd de onderdorpel vroeger meestal uit eikehout of natuursteen vervaardigd, bij binnendeurkozijnen uit vure- of dennehout, soms uit eikehout. Tegenwoordig wordt ook hardhout, kunststof en metaal gebruikt. [N 55, 7c; monogr.] II-9
ondereinde van de stam vot: vot (Geulle) Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)] III-4-3
ondergoed ondergoed: ongergood (Geulle) ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] III-1-3
onderhaam onderhaam: oŋǝrhām (Geulle) Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.] I-10
onderhemd flanel: WNT: flanel, ontl. aan fr. flanelle uit eng. flannel. 1) Als stofnaam [...]; - 2) Als voorwerpsnaam. Kleedingstuk van de onder 1) genoemde stof, bestemd om op het bloote lichaam te worden gedragen. Een flanel wordt gewoonlijk over de geheele lengte met knoopen gesloten en heeft geen of korte mouwen.  `nne flanel (Geulle) onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] III-1-3