25039 |
ritselen |
ritselen:
ritsele (Q018p Geulle)
|
een zacht, onregelmatig, schuifelend, ruisend of krakend geluid geven [ritselen, rispelen, snirsen, krimmelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24647 |
robinia |
acacia:
acacia (Q018p Geulle)
|
De acacia; heeft 10-35 cm. grote varenachtige bladeren samengesteld uit deelblaadjes van 3-5 cm lengte; in het begin van de zomerdraagt de boom hangende bloemtrossen; de takken wijzen soms naar boven (acacia, asdoorn). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
23447 |
rochet |
rokkelet:
rokkelét (Q018p Geulle)
|
Het korte witte kleed over de misdienaarstoog [rochet, rökkele?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33478 |
rode aalbes |
rode wiemeren:
roa wimeren (Q018p Geulle),
roi wiemeren (Q018p Geulle),
mv: -e
roa wiemere (Q018p Geulle),
wiemer:
De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).
wiemer (Q018p Geulle)
|
[DC 13 (1945)]aalbes [N 82 (1981)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
kroot:
kroat (Q018p Geulle),
rode kroot:
rōi̯ kroat (Q018p Geulle),
slakroot:
slākroat (Q018p Geulle)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
20655 |
rode kool |
rood moes:
road moos (Q018p Geulle)
|
Rode kool (als plant of gewas) [N Q (1966)]
I-7
|
21733 |
roede |
roe(de):
roe (Q018p Geulle)
|
een aantal takjes tot een bosje bij elkaar gebonden als strafwerktuig [roe, gips, gisp, roei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21183 |
roeien |
roeien:
roejje (Q018p Geulle)
|
door middel van roeiriemen een vaartuig voortbewegen [roeien, riemen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21184 |
roeispaan |
roeispaan:
roejsjpaan (Q018p Geulle)
|
het gereedschap om een vaartuig voort te roeien [riem, roeiriem, roeispaan, spaan] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24235 |
roek |
maaskrauw:
maaskrauw (Q018p Geulle)
|
Hoe heet de roek? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|