e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geulle

Overzicht

Gevonden: 4139
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bezorgd ongerust: ōngerös zin (Geulle) ongerust zijn, vol kommer en zorg zijn (d) [betusseld, betimperd, zorg hebben] [N 85 (1981)] III-1-4
bezorgen bezorgen: bǝzørgǝ (Geulle) Brood thuis bezorgen. Het woordtype "kremeren" duidt op het feit dat het brood niet door de rondbrenger gebakken is maar dat het door een grote bakkerij of broodfabriek geleverd wordt. Een eventueel opgegeven object "brood" wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 99a, N 29, 99b; N 29, 100 add.; monogr] II-1
bezwaarlijk bezwaarlijk: bezjwarlik (Geulle), kwalijk: kwallik (Geulle) zwaar vallend [bezwaarlijk, kwalijk] [N 85 (1981)] III-1-4
bezwijming onmacht: onmach (Geulle) Bezwijming: flauwte, onmacht (kwalijkte, kwalijkvaart, zwijm, zwijmel). [N 84 (1981)] III-1-2
biddag bededag: baedaag (Geulle) Een dag van aanbidding van het Allerheiligste in de loop van het jaar, per parochie verschillend [biddag, bèèjdaag?]. [N 96B (1989)] III-3-3
bidden zich beden: zich baeje (Geulle) Bidden, beden, zich beden [bidde, bèèje, zich bèèje, zich bèëne?]. [N 96B (1989)] III-3-3
bidstond bede-uur: bae-oer (Geulle) De aanbidding van het Allerheiligste. [N 96B (1989)] III-3-3
biechtstoel biechtstoel: beechstool (Geulle) De biechtstoel, het meestal houten optrekje waarin de priester biechthoort [biech(t)sjtool?]. [N 96A (1989)] III-3-3
biestmelk biest: bēs (Geulle) De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.] I-11
bietenloof, bladerkroon krotenblader: krutǝblār (Geulle) De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48] I-5