id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
29823 | aangebrande stenen | kamaaien: kamɛj (Geulle) | Vormelingen die tijdens het bakproces verbranden door directe aanraking met stookkolen. Zie voor het woordtype kraaien ook het Waalse ɛcrah√™ɛ, ø̄̄morceau de houille incomplètement br√ªléø̄̄. Het werd in Q 121 gebruikt voor ø̄̄te hard gebakken stenenø̄̄.' [N 98, 168; N 30, 52c; monogr.] II-8 |
21470 | aangeven, verklikken | aangeven: aangève (Geulle, ... ) | een overtreding of misdrijf bekend maken aan de overheid [aangeven, verklikken, verklappen] [N 90 (1982)] || heimelijk een overtreding of misdrijf aangeven [bij de overheid] [klikken, verklikken, paanderdragen, klikspanen] [N 90 (1982)] III-3-1 |
19975 | aanhitsen | hitsen: hitse (Geulle), ophitsen: ophitse (Geulle) | Hoe noemt u een hond kwaad maken, aanhitsen (hitsen, hissen, opkiezen) [N 83 (1981)] III-2-1 |
21847 | aanhoudend vragen | aanhouden: aanhawwe (Geulle), bedelen: bèdelle (Geulle) | aanhoudend vragen om iets te krijgen [kutten] [N 87 (1981)] || alsmaardoor blijven vragen [maren] [N 87 (1981)] III-3-1 |
34182 | aanmelken | aantrekken: āntrɛkǝ (Geulle) | Het maken van de eerste melkbewegingen bij een vaars die pas gekalfd heeft, gezegd van de boer. [N 3A, 61] I-11 |
21872 | aanrekenen | schrijven: sjrieve (Geulle) | betaling vragen voor een geleverd artikel; in rekening brengen [schrijven, aankalken] [N 89 (1982)] III-3-1 |
25096 | aanrijgen | rijgen: rijge (Geulle) | tot een snoer verenigen [ritsen, resemen, rijgen] [N 91 (1982)] III-4-4 |
18887 | aanstaan | aanstaan: aansjtaon (Geulle), bevallen: bevalle (Geulle), opgezet: ǫp˲gǝzat (Geulle) | behagen, bevallen, aangenaam zijn [gaden, gaaien, aanstaan] [N 85 (1981)] || Gezegd van de hoeken van een bouwwerk, wanneer deze na het uitmeten definitief vastgesteld zijn. In Q 83 werd de term 'aanstaan' in een iets andere betekenis gebruikt. Zodra de muren van een huis in aanbouw een eerste maal gemetseld waren en het grondplan zodoende vastlag, werden de uitzetplanken verwijderd. Men zei dan dat het huis 'aanstond'. [N 31, 10a; monogr.] II-9, III-1-4 |
30381 | aantrede | aantrede: āntrē̜ǝ (Geulle) | De horizontale afstand tussen de voorkanten van twee elkaar opvolgende stootborden. Zie ook afb. 68b. [N 55, 89e] II-9 |
28519 | aanvliegen | aanvliegen: ānvlēgǝ (Geulle) | Het zich neerzetten van de zwerm, nadat hij enige tijd gezwermd heeft. [N 63, 34a; N 63, 35] II-6 |