28403 |
bijenrassen |
italiaanse:
italiānsǝ (Q018p Geulle),
oekraïense:
ukrānsǝ (Q018p Geulle)
|
Verschillende soorten bijen of bijenrassen. Voor de imker zijn alleen díe soorten van betekenis die een hoogstaand kolonieleven leiden. In Europa zijn drie vrij duidelijk te onderscheiden groepen van rassen ontstaan: de zwarte en bruine bijen van het noordwesten, de gele van het zuiden en meer grijze uit het oosten. De zwarte bijen gelden als zeer wintervast maar zwermgraag, weinig vruchtbaar en gauw geneigd tot steken, de gele bijen overwinteren iets minder goed, doch zijn belangrijk vruchtbaarder, ijveriger, zwermtrager en minder onrustig, terwijl de beste grijze rassen zich vooral kenmerken door hun zachtmoedigheid, krachtige doch betrekkelijk korte broedaanzet en door hun lange tong (De Roever, pag. 457 en 458). Men moet de eigenschappen per bijenras niet generaliseren. Er zijn ook vruchtbare kruisingen mogelijk tussen alle rassen. [N 63, 12e]
II-6
|
25460 |
bijl waarmee men het vlees in kleine stukjes hakt |
bijl:
bīl (Q018p Geulle)
|
Bedoeld zijn de kleine stukjes die in de worst worden verwerkt etc. De mes-opgaven binnen dit lemma duiden op een soort hakmes. [N 28, 115; N 28, 49]
II-1
|
21804 |
bijleggen |
bijleggen:
bielègge (Q018p Geulle),
bileͅGə (Q018p Geulle),
goedmaken:
good maake (Q018p Geulle)
|
een ruzie, een onenigheid bijleggen of oplossen [schavelen] [N 85 (1981)] || Extra geld in de pot doen [lappen, bijleggen]. [N 88 (1982)]
III-3-1, III-3-2
|
29040 |
bijsnijden |
bijsnijden:
bisnięǝ (Q018p Geulle)
|
Het bijsnijden van de loopzool, het model eraan geven. [N 60, 103]
II-10
|
21156 |
bijweg |
bijweg:
biewèèg (Q018p Geulle),
zijweg:
ziewèèg (Q018p Geulle)
|
een weg die niet de hoofdverbinding vormt (bijweg, remel) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22705 |
bikkel(s) |
dikkel:
dickele (Q018p Geulle)
|
De beentjes. [N R (1968)]
III-3-2
|
22704 |
bikkelen |
dikkelen:
dickele (Q018p Geulle),
dikkele (Q018p Geulle),
dikkelen (Q018p Geulle)
|
bikkelen [VC 10] || Het betreft een spel, dat vroeger vaak en met zeer veel plezier door de meisjes werd gespeeld. Het is een behendigheidsspel dat gespeeld wordt met vier beentjes uit de hiel van een schaap, geit of rund - of daarop gelijkende voorwerpen van koper, lood of [N R (1968)]
III-3-2
|
17652 |
bil |
bats:
bats (Q018p Geulle, ...
Q018p Geulle),
bàts (Q018p Geulle, ...
Q018p Geulle)
|
Bil. Ook platte woorden! [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
21637 |
biljet van honderd gulden |
briefje van honderd:
é breefke van honderd (Q018p Geulle)
|
100 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21612 |
biljet van tien gulden |
blauw:
é blauwt (Q018p Geulle)
|
10 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|