e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geulle

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wacht wacht: wag (Geulle) de taak om de kazerne te bewaken [vigilantie, wacht, faction] [N 90 (1982)] III-3-1
wachthouden bij een dode waken: waake (Geulle) wachthouden bij een dode [waken] [N 87 (1981)] III-2-2
waggelen waggelen: waggele (Geulle) slingerend lopen [N 38 (1971)] III-1-2
wagon wagon (<eng.): wagon (Geulle) een spoorwagen [wagon, cabine] [N 90 (1982)] III-3-1
wakker wakker: wakker (Geulle) Wakker: niet slapend (wakker, snuig). [N 84 (1981)] III-1-2
walm kwalm: kwallem (Geulle), walm: wallem (Geulle) dikke vettige damp of rook (walm, kwalm, blaak, zwalm, galm) [N 90 (1982)] III-2-1
wambuis wambuisje: wemmeske (Geulle) wambuis, kort tot het middel reikend overkledingstuk [wammes, buis, buist, sent] [N 23 (1964)] III-1-3
wan wan: wan (Geulle) De platte, aan één zijde iets uitgeholde, doorgaans van stro gevlochten korf met twee oren die men gebruikte voor het wannen met natuurlijke wind. Zie afbeelding 13. [N 14, 38a; JG 1a, 1b, 2c; R 3, 64; monogr.; add. uit N 14, 37] I-4
wandelen kuieren: kuijere (Geulle), trampelen: trampele (Geulle), wandelen: wandele (Geulle) Wandelen: gemakkelijk en zonder zich in te spannen gaan (wandelen, kuieren, kachelen, tuinen). [N 84 (1981)] III-1-2
wandluis wandluis: wandloes (Geulle) wandluis, weegluis, het platte bloedzuigende insect dat zich overdag schuilhoudt in naden en spleten van houten vloeren enz. [wanlöws, platte pose, bertelemees] [N 26 (1964)] III-4-2