e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geulle

Overzicht

Gevonden: 4139
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
buitenwerkse maat koppenmaat: kǫpǝmǫat (Geulle) De afmeting die de hoogte en de breedte aangeeft, gemeten van de ene buitenkant van de vergaring naar de andere. [N 55, 2] II-9
buitenzak op een jas jassentas: jassetesj (Geulle) buitenzak in een jas [jassetes] [N 23 (1964)] III-1-3
bulderen van de storm brullen: brulle (Geulle) een sterk rommelend of dreunend geluid geven, gezegd van bijv. een storm of een kanon [rullen, bulderen, burrelen] [N 91 (1982)] III-4-4
bullebak bullebak: bullebak (Geulle) iemand die probeert door nors, ruw optreden anderen bang te maken [woew, bietebouw, bullebak] [N 85 (1981)] III-3-1
bultbroed bultbroed: bøltbrōt (Geulle) Darrenbroed ontstaan uit eitjes van een leggende werkbij. De cellen worden door de werksters in dit geval voorzien van een zeer hoog gewelfd deksel, vandaar de benaming bultbroed. Bultbroed kan echter ook ontstaan, wanneer een gewone moer onbevrucht is gebleven of door ouderdom of letsel niet langer in staat is bevruchte eieren af te zetten. Deze moer wordt dan ook darrenbroedig. [N 63, 62b; N 63, 27; N 63, 24b] II-6
bundel groenten bussel: bössel (Geulle) Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)] III-2-3
bunzing fis: vis (Geulle) bunzing [DC 07 (1939)] III-4-2
buren (ww.?) gebuur: gebuur (Geulle), nabuur: noaber (Geulle) buurman zijn van iemand [noberen, geburen] [N 90 (1982)] III-3-1
burgemeester burgemeester: burgemeister (Geulle) het wettelijk hoofd/de vertegenwoordiger van een gemeente [burgemeester, burger, burgmeester] [N 90 (1982)] III-3-1
buskruit kruit: kroet (Geulle) licht ontbrandbaar, ontplofbaar mengsel dat o.a. gebruikt wordt voor het afschieten van vuurwapens [buskruit, kruit, poeder] [N 90 (1982)] III-3-1