e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geulle

Overzicht

Gevonden: 4139
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
deksel van de baktrog moeldedeksel: mōljǝndęksǝl (Geulle) Op de baktrog ligt gewoonlijk een deksel dat voor het gebruik kan worden weggenomen en zo opgesteld dat er de gemaakte broden op kunnen rijzen (Weyns blz. 28). [Veldeke 20, 22] II-1
deksel van de karnton schijf: šīf (Geulle) Deksel met een opening voor de karnstaf. [A 7, 21; JG 1a, 1b; Ge 22, 38; N 12, add.] I-11
deksel van een doodskist deksel: dèksel (Geulle) het deksel van een doodskist [scheel, roef] [N 87 (1981)] III-2-2
dempig dempig: dɛmpex (Geulle) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
den den: den (Geulle) De den (in het bijzonder de grove den) (den, del, mast, spar). [N 82 (1981)] III-4-3
dennenappel appel: appel (Geulle), dennenappel: dennenappel (Geulle) De vrucht van een den, denne-appel (prop, bol, kegel, knop, fobbes, kroot, krutje, rots, dop, papekul, noot, kooi, tod, pil, appel). [N 82 (1981)] III-4-3
dennenwortel wortel: wortel (Geulle) De wortel van een denneboom (puist, stronk, wortel, stol). [N 82 (1981)] III-4-3
derbymolière derby: derbie-model (Geulle) Hoe noemt u het model van tek. 210 (kransmoliäre?) [N 60 (1973)] III-1-3
derdeling derdeling: dɛrdǝleŋ (Geulle) Derde zwerm of tweede nazwerm. Na de eerste nazwerm of de tweede zwerm kan enkele dagen later een tweede nazwerm volgen. [N 63, 29c; N 63, 37e; JG 1a+1b; JG 2b-5, 7; L 1a-m; A 9, 6; monogr.] II-6
desemen desemen: deseme (Geulle) desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)] III-2-3