30328 |
drievleugelraam |
drielichten:
drilēxtǝ (Q018p Geulle)
|
Raam met drie vleugels van al dan niet gelijke afmeting. Bij een drievleugelraam kunnen doorgaans het middelste of de twee buitenste vleugels geopend worden. [N 55, 57]
II-9
|
18866 |
driftig |
ongeduldig:
ongedöldig (Q018p Geulle)
|
vervuld van plotselinge woede of ongeduld [duftig, koppig, kort aangezet, haastig, krikkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24939 |
drijfzand |
drijfzand:
driefzand (Q018p Geulle, ...
Q018p Geulle)
|
drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20499 |
drinken |
drinken:
drenken (Q018p Geulle),
met lengteteken op de eerste e
drênke (Q018p Geulle),
lessen:
lesje (Q018p Geulle)
|
drinken [DC 03 (1934)] || drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34333 |
drinken bij de zeug |
lemmelen:
lęmǝlǝ (Q018p Geulle),
zuiken:
zūkǝ (Q018p Geulle)
|
Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a]
I-12
|
33672 |
drinkkuil in de wei |
poel:
pōl (Q018p Geulle)
|
Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.]
I-8
|
32904 |
drogen, droog worden (van gemaaid gras) |
besterven:
bǝstęrvǝ (Q018p Geulle)
|
Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.]
I-3
|
20507 |
dronkaard |
zuiplap:
zoeplap (Q018p Geulle),
zuipschuit:
zuipschuit (Q018p Geulle)
|
dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25232 |
droog blijven |
het blijft over:
⁄t blief euver (Q018p Geulle),
⁄t blif euver (Q018p Geulle),
t blijft over]:
⁄t truk euver (Q018p Geulle)
|
droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] || droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19656 |
droogdoek, theedoek |
droogdoek:
droogdoek (Q018p Geulle),
potdoek:
potdook (Q018p Geulle)
|
de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)]
III-2-1
|