e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geulle

Overzicht

Gevonden: 4139
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drievleugelraam drielichten: drilēxtǝ (Geulle) Raam met drie vleugels van al dan niet gelijke afmeting. Bij een drievleugelraam kunnen doorgaans het middelste of de twee buitenste vleugels geopend worden. [N 55, 57] II-9
driftig ongeduldig: ongedöldig (Geulle) vervuld van plotselinge woede of ongeduld [duftig, koppig, kort aangezet, haastig, krikkel] [N 85 (1981)] III-1-4
drijfzand drijfzand: driefzand (Geulle, ... ) drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4
drinken drinken: drenken (Geulle), met lengteteken op de eerste e  drênke (Geulle), lessen: lesje (Geulle) drinken [DC 03 (1934)] || drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)] III-2-3
drinken bij de zeug lemmelen: lęmǝlǝ (Geulle), zuiken: zūkǝ (Geulle) Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a] I-12
drinkkuil in de wei poel: pōl (Geulle) Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.] I-8
drogen, droog worden (van gemaaid gras) besterven: bǝstęrvǝ (Geulle) Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.] I-3
dronkaard zuiplap: zoeplap (Geulle), zuipschuit: zuipschuit (Geulle) dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)] III-2-3
droog blijven het blijft over: ⁄t blief euver (Geulle), ⁄t blif euver (Geulle), t blijft over]: ⁄t truk euver (Geulle) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] || droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)] III-4-4
droogdoek, theedoek droogdoek: droogdoek (Geulle), potdoek: potdook (Geulle) de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] III-2-1