e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geulle

Overzicht

Gevonden: 4139
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een dak beschieten beschieten: bǝšētǝ (Geulle) Een houten beschot op de gordingen aanbrengen. [N 54, 174b; monogr.] II-9
een ei afpellen schellen: šęlǝ (Geulle) Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b] I-12
een geerakker ploegen kortvoren: voor de vraag of dit woordtype voor de volgende plaatsen beschouwd moet worden als werkwoord dan wel als meervoudig substantief zie men ook het vorige lemma  [kortvoren] (Geulle) Afhankelijk van de gebruikte ploeg en de gevolgde ploegwijze kan de geer van een trapeziumvormige akker op verschillende manieren worden geploegd. Wordt de akker met een wentel- of een keerploeg bewerkt, dan kan men a) met de geer beginnen en dan - schuin tegen de geervoren aan - de lange voren ploegen, of b) met de lange voren beginnen en op de overblijvende geer korter wordende voren ploegen, waarbij tenslotte - schuin op de geervoren - nog enige lange sluitvoren worden geploegd. Op een uiteen te ploegen geerakker ploegt men vanaf de zijkanten eerst de lange voren, totdat men de in midden uitgezette geer bereikt. Daar ploegt men dan korter wordende voren, die in het midden (waar men moest keren) worden aangevuld met een aantal lange sluitvoren. Wordt die geerakker het jaar daarop bijeengeploegd, dan ploegt men in het midden eerst het daar uitgezette geerstuk bijeen; daarop laat men dan de lange voren volgen. Als een trapeziumvormige akker geploegd kan worden in voren die in dezelfde richting lopen als de evenwijdige korte en lange zijde van het stuk, hoeft men geen geer te ploegen. Voor het([...)-gedeelte van sommige varianten zie men het vorige lemma. [N 11, 64; N 11A, 126a + b + c + d; JG 1a + 1b; monogr.; A 33, 9 add.] I-1
een hond vleien vleien: flejje (Geulle) Hoe noemt u een hond vleien (fluren, flemen) [N 83 (1981)] III-2-1
een huis uitzetten uitzetten: ūt˲zętǝ (Geulle) De omtrek van een te bouwen huis met palen en planken uitzetten. [N 30, 24a; monogr.] II-9
een kater hebben een kater hebben: unne kater höbbe (Geulle) kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)] III-2-3
een kind op de arm dragen dragen: draage (Geulle) een kind op de arm dragen [peizen] [N 87 (1981)] III-2-2
een kruisje geven een kruisje geven: kruuske gaeve (Geulle) Een kind voor het slapen gaan met de duim een kruisje geven op het voorhoofd. [N 96B (1989)] III-3-3
een kruisje op het brood maken brood zengenen: broid zaengene (Geulle) Het gebruik om een brood met het mes te bekruisen, voordat men het aansnijdt; men maakte met het broodmes een kruisje aan de onderkant van het brood [n kruuske ónder de mik maake?]. [N 96B (1989)] III-3-3
een kruisteken maken n kruus maake: kruus make (Geulle) Een kruisteken maken/slaan, zich bekruisen, zich zegenen [zich bekruuse [N 96B (1989)] III-3-3