e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geulle

Overzicht

Gevonden: 4139
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ekster ester: aester (Geulle), aister (fr. aimer) (Geulle) Hoe heet de ekster? [DC 06 (1938)] III-4-1
eksteroog eksteroog: èèksteraog (Geulle) Likdoorn: pijnlijke hoornachtige verharding van de opperhuid met een naar binnengekeerde punt, meestal aan de tenen (eksterenoog, weer, weeroog, likdoorn). [N 84 (1981)] III-1-2
elfenbankje elfenbankje: èllevebenkske (Geulle) Elfenbankje: een veelkeuzige zwam die veel voorkomt op takken en stammen; komt vaak in groepjes voor (elfenbankje, pijpzwam, buisjeszwam). [N 92 (1982)] III-4-3
ellende (lijden) elend lijden: jèllend lieje (Geulle) ellende lijdend [katijvig, ellendig] [N 85 (1981)] III-1-4
emmer aker: eèker (Geulle), emmer: ummer (Geulle), maat-tijn: mǭt tin (Geulle), tob: tob (Geulle, ... ) De soms van hout vervaardigde emmer voor het vullen van de perskuip of het scheppen van sap. In L 387 gebruikte men voor het scheppen van het sap een houten "bruiemmer", terwijl men voor het vullen van de pers een metalen emmer hanteerde. [N 57, 19] || emmer van hout [DC 15 (1947)] || emmer van zink of email [DC 15 (1947)] II-2, III-2-1
engel des heren engel des heren: éngel des hiëre (Geulle) Het "Engel des Heren"of "Angelus", het gebed bij het Angelus-luiden. [N 96B (1989)] III-3-3
enig kind enkeling: enkeling (Geulle) een enig kind; een kind dat geen broers of zusters heeft [koekoek, koekoeksjong] [N 87 (1981)] III-2-2
enkel enkel: enkel (Geulle), ĕnkel (Geulle) enkel [DC 01 (1931)] III-1-1
enkel scheluwe steektrap scheluwe trap: šǝlȳwǝ trap (Geulle) Steektrap waarvan de bovenste trede haaks en de onderste scheefhoekig op de bomen ligt. De bovenkanten van de bomen van deze trap vallen niet in één lijn. Zie ook afb. 69b. [N 55, 125] II-9
envelop envelop (<fr.): envelop (Geulle) de omslag voor brieven [enveloppe, brievenzak, zakje] [N 90 (1982)] III-3-1