17985 |
epidemie |
epidemie:
epidemie (Q018p Geulle)
|
Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23608 |
epistel |
epistel (<lat.):
den epistel (Q018p Geulle)
|
De eerste lezing, het epistel [t/dn epistel, epiestel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19013 |
er heet aan toegaan |
spannen:
sjpanne (Q018p Geulle)
|
er heet aan toegaan, er heftig aan toegaan [spannen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22433 |
ereboog |
boog:
baog (Q018p Geulle)
|
Een boog opgericht over iemands weg als eerbewijs, bijv. bij een feest [boog, triumf, toog]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33610 |
erf |
geleg:
gəlēͅx (Q018p Geulle),
goed:
gōt (Q018p Geulle)
|
I-7
|
20217 |
erfenis |
erfenis:
erfenis (Q018p Geulle)
|
het geheel van wat iemand van een overledene krijgt [erfenis, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21890 |
erfenis (erfdeel) |
erfdeel:
erfdeil (Q018p Geulle)
|
het geheel van wat iemand van een overledene krijgt [erfenis, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20300 |
erfgenaam |
erf:
erf (Q018p Geulle),
erfgenaam:
erfgenaam (Q018p Geulle)
|
degene die een erfenis of een gedeelte daarvan krijgt [erfgenaam, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
28681 |
ericaborstel |
ericaborstel:
ērikābø̄stǝl (Q018p Geulle)
|
Bepaald soort borstel met beweeglijke stalen pennen die de heidehoning in de raat moet losmaken, voordat hij geslingerd wordt. Sommige honingsoorten, met name de heidehoning, laten zich niet gemakkelijk slingeren door hun eigenschap van vast worden. Deze honing moet dan eerst door een borstel of iets dergelijks losgemaakt worden. Voor het gebruik moet men de borstel opwarmen. [N 63, 125a; monogr.]
II-6
|
18837 |
ernstig |
serieus:
serieus (Q018p Geulle)
|
van ernst vervuld [serieus, menens, ernstig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|