20182 |
geboren worden |
geboren werden:
geboare wäre (Q018p Geulle)
|
Geboren worden (jong zijn). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
18335 |
gebreide kous |
strikhoos:
strikhaos (Q018p Geulle)
|
breikous [sjtrikhaos, strikkous] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21320 |
gebrekkig spreken |
hakkelen:
hakkelle (Q018p Geulle)
|
gebrekkig spreken [hakkelen, tottelen, stamelen, touwen, tatewalen, totteren, stotteren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22436 |
gebruik |
gebruik:
gebrauk (Q018p Geulle),
gewoonte:
gewoonte (Q018p Geulle)
|
Een wijze van doen die in meer of minder ruime kring in zwang is [gebruik, gewoonte, gewente, zwang, geplogenheid]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21492 |
geburen |
geburen:
gebuure (Q018p Geulle)
|
alle buren samen [geburen, gebuur] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
31878 |
gecombineerde houtbewerkingsmachine |
combinée:
kǫmbinē (Q018p Geulle)
|
Houtbewerkingsmachine waarmee men kan vlakschaven, op dikte schaven, boren en zagen. Een dergelijke machine wordt vooral in grotere houtbewerkende bedrijven gebruikt. [N 53, 87; monogr.]
II-12
|
19248 |
gedenken; gedachtenis |
gedenken:
gedènke (Q018p Geulle)
|
terugdenkend aan overleden personen op bepaalde data [gedenken, geheugen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18916 |
gedwee |
gedwee:
gedwee (Q018p Geulle),
gewillig:
gewillig (Q018p Geulle)
|
blijken van onderworpenheid tonend, zonder nadenken opdrachten uitvoerend [gewillig, braaf, gedwee, gemakkelijk, goed, zacht] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18098 |
geelzucht |
geel verf:
gèèl verf (Q018p Geulle)
|
Geelzucht: ziekte die zich uiterlijk kenmerkt door de gele kleur die de huid aanneemt ten gevolge van de opneming der galkleurstof in het bloed (galzucht, galziekte, geluw, gele verf, geelverf, verf, geelaard, gele ziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19280 |
geen rust hebben |
geen rust hebben:
gein rös in höbbe (Q018p Geulle),
onrustig zijn:
ōnröstig zin (Q018p Geulle)
|
geen rust hebben [N 85 (1981)]
III-1-4
|