e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214a plaats=Geysteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pannenkoek koek: men kende: spekkoek, appelkoek, krentenkoek, rozijnenkoek, uienkoek, boekweitkoek, kersenkoek, pruimenkoek, bosbessenkoek  kūk (Geysteren), schaarkoekje: sxarkykskə (Geysteren) pannekoek || pannekoekje van e resten van het deeg, nog bij elkaar geschard III-2-3
pannenlap pannenlap: panəlap (Geysteren), ties: tis (Geysteren) pannenlap III-2-1
pantoffeltje pantoffeltje: -  pantüffelkes (Geysteren, ... ), caleocolaria  pantüffelkes (Geysteren) Pantoffeltje (calceolaria officinale). De twee meeldraden zijn beweegbaar, ongeveer als bij salie. Bladeren tegenoverstaand of verspreid, de onderste samengesteld, de bovenste alleen meer of minder ingesneden; de bladrand is dubbel gezaagd. De zwavelgele III-2-1
pasgeboren kalf melkmuk: mɛlkmø̜k (Geysteren) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
pastoor pastoor (<lat.): pəstu:r (Geysteren) pastoor [RND] III-3-3
pastoorsstuk proef: prūf (Geysteren) Het stuk vlees dat de pastoor krijgt. Dat is geen bepaald stuk, meestal is het het beste van de slacht. Het stuk krijgt vaak de normale slachtersbenaming. In dit lemma worden deze normale slachtersbenamingen voor de diverse stukken vlees weggelaten. Zij worden opgenomen in deel III van het woordenboek bij het onderdeel: ''Producten van de slacht''. [N 28, 103; monogr.] II-1
pater pater (lat.): poͅ:tər (Geysteren) pater [RND] III-3-3
patrijs patrijs: patrīēs (Geysteren) patrijs III-4-1
peer, soorten keutelpeer: keutelpèèr (Geysteren), peer: pèèr (Geysteren), stoofpeer: stòòfpèèr (Geysteren) peer || peer, soort || stoofpeer I-7
peetoom peetoom: peejetoom (Geysteren), peter: pèter (Geysteren, ... ) peetoom (de oom naar wien iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] || peter (de man, wiens naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] || peter bij het doopsel III-2-2