e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214a plaats=Geysteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrikken schrikken: schrikke (Geysteren) schrikken III-1-4
schrobben schrobben: schrobbe (Geysteren) schrobben [DC 15 (1947)] III-2-1
schrobbezem schrobber: sxrøbər (Geysteren) schrobber III-2-1
schroefdraad schroefdraad: sxrūf˱drǭt (Geysteren) De spiraalvormige verhevenheid of uitsnijding aan een moer of in een bout, het resultaat van het draadsnijden en draadtappen. [N 33, 304 add.; monogr.] II-11
schroeven schroeven: sxrūvǝ (Geysteren) Iets met schroeven bevestigen. [N 53, 153a; monogr.] II-12
schroevendraaier schroevendraaier: sxrūvǝndrɛjǝr (Geysteren) Werktuig om schroeven vast en los te draaien. Zie ook afb. 90. [N 53, 134; monogr.] II-12
schuifgrendel schoude: schaaf (Geysteren), sxāf (Geysteren) schuifgrendel [N 07 (1961)] || Toestel waarmee deuren, luiken, etc. gesloten kunnen worden. Het bestaat uit een ronde, volgens de invuller uit Q 193 platte, metalen staaf die schuivend onder haken op een plaat is bevestigd. De schuifgrendel dient om een raam of deur in gesloten toestand vast te zetten. Zie afb. 64. Vgl. ook het lemma 'Krukschuifje'. Zie voor het woordtype 'schoude' ook RhWb (vii), kol. 886, s.v. 'Schalte': ø̄eisener Riegel zum Schieben, durch eine Schlaufe gehend, bei Holztoren, Garten-, Stalltüren, am Fensterladen.ø̄ [N 54, 94a; N 54, 96; L 6, 50; monogr.] II-9, III-2-1
schuimspaan schuimspaan: sxumspōͅn (Geysteren), sxymspōͅn (Geysteren) schuimspaan III-2-1
schuren schuren: sxūrǝ (Geysteren) Het oppervlak van bijvoorbeeld hout met behulp van schuurpapier glad maken. [N 53, 155a; monogr.] II-12
schurk, smeerlap schavuit: schavüt (Geysteren) schavuit III-1-4