33272 |
raapzaadolie |
bomolie:
bǫmǫli (L214a Geysteren)
|
De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
19057 |
raar, vreemd |
aardig:
arig (L214a Geysteren),
raar:
roar (L214a Geysteren),
vreemd:
vremd (L214a Geysteren, ...
L214a Geysteren)
|
raar [DC 02 (1932)] || vreemd || vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)]
III-1-4
|
28447 |
raat |
raat:
rǭt (L214a Geysteren)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
19224 |
raden |
raden:
rao:je (L214a Geysteren),
met lengteteken op de ä en ö
räöje (L214a Geysteren)
|
raden [N 07 (1961)] || raden, raad geven
III-1-4, III-3-2
|
33577 |
radijs |
radijs:
radies (L214a Geysteren)
|
I-7
|
19576 |
ragebol |
spinnenjager:
spenəjɛ̄gər (L214a Geysteren)
|
raagbol
III-2-1
|
19433 |
ramen lappen |
zemen:
ziəmə (L214a Geysteren)
|
zemen
III-2-1
|
19977 |
rammelaar |
rammel:
remmel (L214a Geysteren),
rammelaar:
remmelar (L214a Geysteren)
|
konijn, mannetje [DC 04 (1936)] || mannetje v haas of konijn
III-2-1
|
24626 |
rank |
rank:
rang (L214a Geysteren)
|
rank
III-4-3
|
33580 |
ranken van de wingerd |
rank:
rang (L214a Geysteren)
|
I-7
|